ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0738 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet570.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0738
Datum uitspraak: 13-12-2011
Datum publicatie: 28-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet570.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 december 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 570.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 26 juli 2011 (zaaknummer 103.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 10 augustus 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 23 augustus 2011 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 november 2011. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 13 december 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - kort samengevat - aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter, omdat de voorzitter niet is ingegaan op de klacht.

Ter zitting heeft klager verduidelijkt dat de uitspraak die is geëxecuteerd in zijn optiek geen executoriale titel is, nu deze in een later gesloten mediationovereenkomst buiten werking is gesteld. Dit is de reden dat executie onrechtmatig is.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze onrechtmatig heeft gehandeld, niet op brieven heeft gereageerd, klagers privacy heeft geschonden en een beslagvrije voet onjuist heeft bepaald.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Bij de behandeling van het verzet heeft klager nog aangevoerd dat de door de gerechtsdeurwaarder aan hem betekende beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 8 juli 2009 door de formulering van het dictum geen executoriale titel is, omdat daarin weliswaar de hoogte van de kinderbijdrage wordt vastgesteld maar niet een veroordeling tot betaling is opgenomen.

6.2. De deurwaarder heeft het standpunt ingenomen dat de door hem betekende beschikking weldegelijk een executoriale titel oplevert. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder komt de Kamer niet onverdedigbaar voor mede gelet op het feit dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Voor zover klager bedoelt dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die zich na de uitspraak hebben voorgedaan en die aan tenuitvoerlegging van de beschikking in de weg staan, dient hij dit standpunt in een executiegeschil op grond van artikel 438 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering aan de voorzieningenrechter voor te leggen en is het niet aan de Kamer om daarover een oordeel uit te spreken. Omdat het standpunt van klager niet wordt gevolgd, kan in het midden worden gelaten of het hier bedoelde standpunt van klager al (impliciet) deel uitmaakt van de initiële klacht.

6.3 Voor het overige heeft het onderzoek in verzet naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Nieuwe onderdelen van de klacht kunnen niet in verzet voor het eerst worden aangevoerd.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.