ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0736 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet567.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0736
Datum uitspraak: 13-12-2011
Datum publicatie: 28-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet567.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 13 december 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 567.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

oud-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 26 juli 2011 (zaaknummer 82.2011) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 4 augustus 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 17 augustus 2011 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 november 2011. Klager is verschenen.

De gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 13 december 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - kort samengevat - aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter, omdat door de voorzitter onvoldoende is ingegaan op de door klager aangedragen argumenten.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze bij de executie van een tegen klager gewezen arrest fouten heeft gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft onder meer in het exploot van betekening een oude woonplaats van de executanten vermeld, de vordering ten onrechte niet per nieuw exploot verminderd, onterecht beslag gelegd, onjuiste mededelingen gedaan aan de advocaat van klager en ten onrechte nakosten niet gespecificeerd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. Volgens hem heeft klager in verzet de klachtonderdelen in wezen herhaald.

6.2 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer verder niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.

6.3 Met name op de onjuiste vermelding van de woonplaats van executanten in een exploot is de voorzitter in zijn beslissing al uitvoerig en juist ingegaan. Zeker ook gezien het bepaalde in art. 66 lid 1 Rv kan van het bewuste exploot niet worden gezegd dat het nietig is. Laat staan dat de vergissing van de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is. Voorts schrijft art. 66 lid 2 Rv voor dat slechts een gebrek in een exploot dat nietigheid met zich meebrengt, bij exploot moet worden hersteld. Andere gebreken (zoals de vermelding van een onjuist bedrag) kunnen dus ook op andere wijze, bijvoorbeeld in een brief, worden gecorrigeerd. Van een onterecht beslag is niet gebleken. Voorzover klager daarmee doelt op het derdenbeslag van 8 juni 2010 onder [     ] BV omdat in de optiek van klager dit exploot zich tegen hem als geëxecuteerde had moeten richten, miskent hij het wezen van het derdenbeslag dat zich gezien de aard van het beslag altijd richt tot een derde en niet tot de geëxecuteerde. Van (bewust) onjuiste mededelingen aan de advocaat van klager is niet gebleken. Nakosten zijn kennelijk gevorderd en betaald overeenkomstig het gebruikelijke forfaitaire liquidatietarief. Deze laten zich verder niet specificeren. Ook in de overige door klager nog aangevoerde feiten en omstandigheden ziet de kamer geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.