ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0726 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDwverzet289.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0726
Datum uitspraak: 18-10-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDwverzet289.2011
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Klacht betreft een uit zijn ambt gezette gerechtsdeurwaarder gericht tegen de waarnemer. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en verklaarrt het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 18 oktober 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 289.2011 ingesteld door:

[     ],

voormalig gerechtsdeurwaarder te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 12 april 2011 (zaaknummer 900.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 22 april 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 3 mei 2011 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 september 2011. Klager en beklaagde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 oktober 2011.

2. De gronden van het verzet

2.1 In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter, in het bijzonder omdat de voorzitter zijn beslissing onvoldoende met redenen heeft omkleed en niet is ingegaan op de producties en de getuigenverklaringen die door klager bij zijn klacht zijn overgelegd.

2.2 Er was geen enkele rechtvaardiging voor beklaagde om de gehele administratie en alle dossiers van klager mee te nemen. Het is niet juist, zoals door beklaagde is gesteld, dat de dossiers van de zaken die in behandeling waren zijn achtergebleven. Klager heeft de sleutel van zijn kantoor aangeboden en heeft wel medewerking verleend met betrekking tot het verstrekken van bankpassen.

2.3 Beklaagde is wel degelijk tekort geschoten als waarnemer. Beklaagde heeft zijn verweer tegen dit onderdeel van de klacht in het geheel niet onderbouwd.

2.4 Mede omdat thans duidelijke regels voor de waarneming en de vergoeding ontbreken, acht klager het van belang dat de Kamer een zestal getuigen hoort.

2.5 Door beklaagde is in strijd gehandeld met fatsoensnormen en de redelijkheid en billijkheid. Hij had meer rekening moeten houden met de belangen van het kantoor van klager. Het kantoor was niet failliet en hij ben niet strafrechtelijk veroordeeld. Het ontbreken van regelgeving voor een waarneming vormt geen excuus voor beklaagde voor de wijze waarop is gehandeld.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt beklaagde - kort samengevat - dat deze:

a)      bij aanvang van de waarneming alle dossiers en de gehele administratie heeft meegenomen;

b)      de inventarisatie van de dossiers traag heeft uitgevoerd. Als gevolg hiervan kon klager met onnodige vertraging tot afwikkeling van dossiers overgaan. Beklaagde is tekort geschoten in de wijze waarop hij de waarneming heeft uitgevoerd. Als gevolg daarvan heeft klager schade geleden;

c)      ten onrechte klanten heeft aangeschreven met de mededeling dat zij geen betalingen konden doen. Als gevolg daarvan toonde de bewaarpositie een verkeerd beeld;

d)     een veel te hoog honorarium in rekening heeft gebracht.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de wijze waarop beklaagde de waarneming heeft verricht, niet in strijd is met de tuchtrechtelijke norm.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer ziet geen aanleiding om in te gaan op het aanbod tot het horen van getuigen. De feiten die klager in dat verband heeft gesteld, zijn al betrokken in de bespreking van de klacht en die feiten zijn op zich onvoldoende om klachtwaardig handelen aanwezig te achten.

6.2 Het is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm dat beklaagde de dossiers van het kantoor van beklaagde heeft meegenomen en dat hij vier weken de tijd nodig had om die dossiers te inventariseren. Beklaagde heeft de noodzaak daartoe onderbouwd en die onderbouwing is door klager onvoldoende gemotiveerd weersproken.

6.3 Door klager is niet onderbouwd in welk opzicht door beklaagde tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld door de cliënten van klager mede te delen dat zij hun betalingen moesten opschorten.

6.4 Het computersysteem van klager is een week buiten werking geweest door toedoen van beklaagde. Niet gebleken is van enige kwaadwilligheid aan de zijde van beklaagde of van een verwaarlozing van taken.

6.5 Ook met betrekking tot de wijze waarop beklaagde het saldo van de derdengeldenrekening heeft berekend heeft klager niet duidelijk gemaakt in welk opzicht beklaagde daarmee klachtwaardig heeft gehandeld. Beklaagde is daar voorzichtig mee omgegaan en daarbij speelt een rol dat regelgeving ontbreekt.

6.6 Tot slot is niet gebleken dat klager met betrekking tot het in rekening gebracht honorarium in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. Door beklaagde is ter zitting onbetwist gesteld dat gerechtsdeurwaarder [     ] de cliënten van klager zou overnemen. Het was praktisch als hij ook de waarneming zou overnemen. In overleg met de beroepsorganisatie heeft een en ander plaatsgevonden. Beklaagde heeft de kosten gedeclareerd bij gerechtdeurwaarder [      ] en die heeft de factuur voldaan. Het berekende uurtarief bedroeg € 90,00 en dat is niet buitensporig. Over de wijze van berekenen van het saldo heeft ook nog een gesprek plaatsgevonden met klager.

6.7 Het onderzoek in verzet heeft daarom naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. C.W. Inden en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.