ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0715 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet468.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0715
Datum uitspraak: 15-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet468.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. Geen aanleiding tot aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 juni 2011 met zaaknummer 23.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 468.2011 ingediend door:

[     ] en [     ],

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder te [    ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 31 december 2010 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 4 februari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 21 juni 2011 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 21 juni 2011 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 28 juni 2011 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011 waar klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 15 november 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht heeft verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder -samengevat- dat de gerechtsdeurwaarder:

a)      handelt in strijd met artikel 6 van de Verordening beroeps- en gedragsregels door bij alle aangelegenheden waarbij de gerechtsdeurwaarder is aangetreden, zich te verschuilen achter zijn opdrachtgever;

b)      geen rekening heeft gehouden met het feit dat de bij vonnis te ontruimen zaak onder de macht van de curator in het faillissement van de besloten vennootschap viel. De gerechtsdeurwaarder had onderzoek moet doen of de mededeling van klagers dat de sleutels in het bezit van de curator waren juist was en of daardoor de gegeven opdracht wel kon worden uitgevoerd;

c)      onzorgvuldig heeft gehandeld door zijn opdrachtgever er niet op te wijzen dat het inleveren van de sleutels eerst met klagers had moeten worden besproken alvorens over te gaan tot executie en de opdrachtgever erop had moeten wijzen dat de curator over sleutels beschikte;

d)     onzorgvuldig is geweest in zijn proces-verbaal van constatering van 30 juli 2010 door daarin niet op te nemen dat hij tijdens het bezoek telefonisch contact heeft opgenomen met zijn opdrachtgever, door daarin evenmin op te nemen dat klager met zijn hoofdsleutel wel het slot kon bedienen maar geen toegang kon krijgen tot het ontruimde gedeelte van de woning en daarbij behorende berging en in strijd met de waarheid heeft opgenomen dat het perceel pas om 14.40 uur leeg ter beschikking van de eiser is gesteld;

e)      op 8 september 2010 voor een bedrag ad € 28.000,00 wegens verbeurde dwangsommen aanzegt, waarbij voor een bedrag van € 20.000,00 geen titel voorhanden is en niet de moeite neemt om de dwangsommen te specificeren;

f)       zijn opdrachtgever had moeten wijzen op het gebrek aan gronden om tot executie over te gaan, wat hij heeft nagelaten.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat ten aanzien van klachtonderdeel 2 a geldt dat artikel 6 van de Beroeps- en gedragregels zich richt tot de gerechtsdeurwaarder. Een gerechtsdeurwaarder heeft een ministerieplicht bij het ten uitvoerleggen van een vonnis. Of de gegeven opdracht al dan niet kon worden uitgevoerd, onzeker of onduidelijk was, is ter beoordeling van de gerechtsdeurwaarder. Kennelijk was dit in de ogen van de gerechtsdeurwaarder niet het geval, zodat dit klachtonderdeel geen doel treft.

4.2 De voorzitter heeft ten aanzien van de klachtonderdelen 2b en 2 c overwogen dat het feit dat de te ontruimen zaak onder de macht van de curator viel, aan de ontruiming van klagers niet in de weg stond. Op grond van rechtsoverweging 4.4 van het vonnis hadden klagers de [     ] immers onrechtmatig in gebruik. Het had op de weg van klagers gelegen de sleutels in te leveren of hun bezwaren daartegen (eerder) kenbaar te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft het standpunt van klagers over de sleutels in het proces-verbaal van constatering opgenomen. Omdat klagers hun sleutels (lopers) niet wensten af te geven heeft de gerechtsdeurwaarder de cilinders vervangen. Dat de curator (ook) over sleutels beschikte, doet aan het voorgaande niet af. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de overige door klager aan de orde gestelde klachtonderdelen zien op de inhoud van het proces-verbaal van constatering, die klagers bestrijden en op de vraag of er al dan niet terecht verbeurde dwangsommen zijn aangezegd. Wat door klagers hieromtrent wordt aangevoerd, hun uitgebreide motivering ten spijt, dient onderwerp te zijn in een door hen aan te spannen executiegeschil. Het tuchtrecht is niet bedoeld om een dergelijk geschil te beoordelen en te beslechten.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet hebben klagers aangevoerd dat zij niet het laatste woord hebben gekregen. Indien klagers het verweer van de gerechtsdeurwaarder hadden ontvangen, hadden zij dit kunnen bestrijden en was de voorzitter waarschijnlijk tot een ander oordeel gekomen. Het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde proces-verbaal van constatering hebben klagers nooit ontvangen. De bijbehorende foto’s 1, 2 en 3 komen overeen met het opzeggen van de telefoonlijnen. Foto 4 en 5 hebben betrekking op een kennelijk niet werkende airco-installatie. Het valt niet in te zien in welk verband de gerechtsdeurwaarder dit in zijn verweer opvoert. Klagers verwijzen naar door hen in verzet overgelegde brieven waaruit blijkt dat hen geen verwijt treft, laat staan dat er sprake is van belemmering van het gebruiksgenot en het verbeuren van dwangsommen. De in het proces-verbaal opgenomen mededelingen van rekwirant leveren geen aanknopingspunt om klagers daarvoor verantwoordelijk te stellen.

5.2 Het is onjuist als zou de inleidende klacht gericht zijn tegen de opgelegde dwangsommen. De klacht ziet op het handelen van de gerechtsdeurwaarder. In de beschikking van de voorzitter komt het subtiele verschil tussen waardig en onwaardig handelen niet tot uiting. De grondslag van de klacht wordt daarmee feitelijk onbesproken gelaten.

5.3 De gerechtsdeurwaarder heeft geconstateerd dat klager de sleutels voor het verlopen van de termijn hebben ingeleverd. Hij heeft geconstateerd dat zijn opdrachtgever voorafgaande aan zijn proces-verbaal het pand ter vrije beschikking had en het pand kon betreden zonder sleutels. In het vonnis van de voorzieningenrechter heeft de gerechtsdeurwaarder kunnen lezen dat de sleutels bij de curator waren ingeleverd. De gerechtsdeurwaarder heeft uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat er een machtsspel werd gespeeld waar klagers het slachtoffer van zouden moeten worden. De gerechtsdeurwaarder heeft ook een zorgplicht ten aanzien van klagers. Daaraan heeft hij niet voldaan.

5.4 In de beschikking wordt onbesproken gelaten het vertrouwen dat klagers in de gerechtsdeurwaarder mochten hebben. De gerechtsdeurwaarder heeft dit vertrouwen geschonden. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder op hetgeen zich heeft afgespeeld tijdens het bezoek op 30 juli 2010 is bezijden de waarheid omdat de gerechtsdeurwaarder onbesproken laat dat hij met zijn opdrachtgever heeft gebeld. Die vertelde hem niet in de buurt te zijn maar een huurder te vragen de sleutel te brengen. De huurder bleek ook geen sleutel te hebben waarop klagers in het volste vertrouwen dat zij aan hun verplichtingen hadden voldaan, de sleutel van hun privéwoning voor even hebben afgestaan aan de gerechtsdeurwaarder om de cilinder van de hoofdingang te wisselen. Hier had de gerechtsdeurwaarder klagers in bescherming moeten nemen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Dat klagers niet het laatste woord hebben gekregen volgt uit de door de Kamer gehanteerde procedure bij het behandelen van klachten in het kader van de Gerechtsdeurwaarderswet. Uit de gerechtsdeurwaarderswet noch uit een andere regel van Nederlands recht volgt de verplichting om klager te laten reageren op het verweer van de gerechtsdeurwaarder (LJN: BN7335 Notariskamer Gerechtshof Amsterdam). Een proces-verbaal van constatering wordt opgemaakt op verzoek en op kosten van de opdrachtgever. Dat is de reden waarom dit niet aan klagers is toegezonden. De bij het proces-verbaal horende foto’s worden (deels) in verband gebracht met de aanzegging van verbeurde dwangsommen in het exploot van 8 september 2010. Of klagers hier al dan geen verwijt treft, is niet ter beoordeling van de Kamer maar van de gewone rechter.

6.2 Het handelen van de gerechtsdeurwaarder is door de voorzitter beoordeeld in die zin dat de voorzitter heeft overwogen dat ter beoordeling stond of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet opleverde. Naar het oordeel van de voorzitter was dat niet het geval.

6.3 Wat door klagers verder in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter en mr. C.W. Inden en mr. J.J.L. Boudewijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.