ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0712 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet384.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0712
Datum uitspraak: 08-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet384.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. Geen aanleiding tot aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 mei 2011 met nummer 37.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 384.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 14 januari 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

Op 24 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 10 mei 2011 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Bij brief van 17 mei 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief van 31 mei 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 september 2011 waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 november 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat deze ten onrechte tot de tenuitvoerlegging van de beschikking is overgegaan om redenen zoals nader omschreven in zijn klacht.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

4.2 Bij de beoordeling van deze klacht speelt voorts een rol dat volgens artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder, behalve de in dit artikel genoemde uitzonderingen die hier niet van toepassing zijn, altijd verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, zoals de betekening van een beschikking en het leggen van een beslag, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht.

4.3 In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht ontvangen van de ex-echtgenote van klager strekkende tot invordering van achterstallige alimentatie en de opdracht tot tenuitvoerlegging van de beschikking. Er was voor de gerechtsdeurwaarder geen grond om te twijfelen aan de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag. De gerechtsdeurwaarder kon daarbij volstaan met een summier onderzoek. Hij was ook niet verplicht om klager eerst nog aan te schrijven, nu hij kennelijk de opdracht heeft gekregen direct tot betekening van de titel over te gaan. De door klager vermelde omstandigheden doen naar niet aan af.

4.4 Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geƫigende weg.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het verschuldigde niet kon voldoen omdat zijn ex niet reageerde op zijn verzoek om een rekeningnummer. Klager volhardt in hetgeen hij heeft aangevoerd met betrekking tot de EU verordeningen en het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend geen rekening te houden met al door klager voldane bedragen. Er is ook een te hoog bedrag door de gerechtsdeurwaarder ingehouden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Dat klager wilde betalen stond aan de tenuitvoerlegging van de beschikking niet in de weg. Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot het feit dat zijn wederpartij geen EU ingezetene was en de door hem aangehaalde bepalingen van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, kunnen niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegen geworpen. Dat door de gerechtsdeurwaarder geen rekening is gehouden met door klager betaalde bedragen evenmin. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat door hem geen betalingen zijn ontvangen omdat betalingen rechtstreeks aan de advocaat van de wederpartij moesten worden voldaan. Dat stond ook vermeld in het proces-verbaal van het gelegde beslag. Voor de gerechtsdeurwaarder was de betekening een zogenaamde losse opdracht.

6.2 Wat door klager verder in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter en mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.