ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0711 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet383.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0711
Datum uitspraak: 08-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet383.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. Geen aanleiding tot aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 mei 2011 met nummer 34.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 383.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [    ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 14 mei 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

Op 22 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 10 mei 2011 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Bij brief van 17 mei 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief met bijlagen van 25 mei 2011, ingekomen op 30 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 september 2011 waar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 november 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht heeft verwijt klager de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat bij gelegenheid van een telefoongesprek op 15 januari 2010 een medewerkster van de gerechtsdeurwaarder hem onheus heeft bejegend. Het is voor klager volstrekt onmogelijk om aan het betalingsvoorstel van de gerechtsdeurwaarder te voldoen. Als blijk van goede wil heeft hij voorgesteld om € 150,00 per maand te gaan betalen, maar de gerechtsdeurwaarder is onverbiddelijk.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat, naar aanleiding van gegevens zoals die bekend zijn geworden over het inkomen van klager, gebleken is dat door klager maandelijks een fors hoger bedrag zou kunnen worden ingelost op de vordering. De opdrachtgever heeft zich op het standpunt gesteld dat een verhoging van het maandelijks af te lossen bedrag daarom te rechtvaardigen is, omdat als er loonbeslag zou zijn gelegd er maandelijks ook een hoger bedrag zou worden afgelost op de schuld. Klager kan het hier niet mee eens zijn, maar hij kan dit de gerechtsdeurwaarder niet verwijten.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat er een betalingsregeling van € 50,00 per maand was overeengekomen. Aan die regeling kon klager voldoen totdat de gerechtsdeurwaarder een verhoging van het maandelijkse aflossingsbedrag wenste.  Klager betwist dat een verhoging van € 50,00 per maand naar € 350,00 per maand een voorstel genoemd kan worden. Er wordt zo de maximale aflossingscapaciteit opgeëist waardoor er geen ruimte meer is voor aflossing van andere schulden. De gerechtsdeurwaarder creëert zo onnodige problemen. Dat de gerechtsdeurwaarder hier behagen is schept ziet klager als een vorm van zinloos geweld. Dit betreft een verwijtbare gedraging waar niet zomaar aan voorbij mag worden gegaan. Net zo als er niet voorbij mag worden gegaan aan de zeer schofferende woorden waarmee een medewerkster van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder over de schreef is gegaan.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het verzoek van klager om een nieuwe zittingsdatum wordt afgewezen. Er bestaat geen verschijningsplicht en er is dus geen garantie dat de gerechtsdeurwaarder op een volgende zitting wel verschijnt. Er is geen aanleiding om een nieuwe datum voor een behandeling te bepalen nu de gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld niet te zullen verschijnen.

6.2 In de brief van 12 augustus 2010 waarmee de gerechtsdeurwaarder de betalingsregeling aan klager heeft bevestigd, staat vermeld dat het een voorlopige regeling betrof. Het stond de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder dus vrij de regeling op enig moment nader te bezien. De gerechtsdeurwaarder heeft op enig moment gegevens verkregen dat er een hoger bedrag kon worden ingelost op de vordering. Zijn opdrachtgever heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat een verhoging van het maandbedrag te rechtvaardigen was. Dat is vervelend voor klager maar dit kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

6.3 Waaruit de onheuse bejegening (“zeer schofferende woorden”) van klager heeft bestaan wordt door klager niet onderbouwd zodat op dit punt niets kan worden vastgesteld.

6.4 Wat door klager in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter en mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.