ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0710 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet382.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0710
Datum uitspraak: 08-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet382.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet op voorzittersbeslissing. Omdat de voorzitter op een onderdeel van de inleidende klacht niet heeft beslist wordt het verzet gegrond verklaard.  Hoewel het niet algemeen gebruikelijk is om na vonnis eerst nog een brief tot betaling te schrijven, had het gezien de beschreven omstandigheden, in dit geval in de rede gelegen klager eerst nog een brief te sturen met sommatie tot betaling van het verschuldigde. Dat klachtonderdeel acht de Kamer gegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 april 2011 met zaaknummer 870. 2010 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 382.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ]

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 6 december 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

Op 3 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 26 april 2011 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Bij brief van 9 mei 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief met bijlagen van 14 mei 2011, ingekomen op 18 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 september 2011 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 november 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder -kort samengevat- dat deze nodeloos kosten heeft veroorzaakt en ten onrechte beslag heeft gelegd op klagers zorgtoeslag, terwijl hij daarvan tevoren niet op de hoogte is gesteld.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechts-deurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Op grond van het verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Voor het overige heeft de klacht betrekking op de executie van een titel, waarover de Kamer niet kan oordelen.

4.2 De gerechtsdeurwaarder is op enig moment ingeschakeld om het vonnis te bete-kenen en te executeren. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechts-deurwaarderswet rust op een gerechtsdeurwaarder een zogenaamde ministerie-plicht. Gelet op de door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder verleende mono-poliepositie, is deze wettelijk verplicht om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals het betekenen van een vonnis en het leg-gen van een beslag. Dat de kosten daarbij zijn opgelopen, kan klager de gerechts-deurwaarder niet verwijten. Deze kosten zijn gebaseerd op de wettelijke bepalingen die een gerechtsdeurwaarder bij elke ambtshandeling verplichten vastgestelde tarie-ven in rekening te brengen. Bij een beslaglegging als waarvan hier sprake is geweest wordt daarvan pas achteraf op grond van de wet mededeling gedaan. De gerechts-deurwaarder was dus niet verplicht om de beslaglegging onder de Belastingdienst van te voren aan te kondigen, aldus de voorzitter.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager met verwijzing naar hetgeen hij in de inleidende klacht heeft aangevoerd dat de hoofdsom al op 25 februari 2010 door hem was voldaan. De gerechtsdeurwaarder doet alles om geld van klager te krijgen. De betekening van het vonnis was volgens klager onterecht. De gerechtsdeurwaarder had als waarschuwing ook eerst een brief kunnen schrijven om het bedrag te betalen. Pas als daarna nog niet wordt betaald kan het vonnis worden betekend.

6. De beoordeling van het verzet

6.1 Voor zover de klager in verzet aangevoerde gronden nieuwe punten betreffen die niet in de inleidende klacht zijn aangevoerd, kunnen die niet voor het eerst in verzet worden gedaan en worden deze buiten beoordeling gelaten.

6.2 In de inleidende klacht heeft klager ook aangevoerd dat de kosten van betekening van het vonnis achterwege had kunnen blijven door het schrijven van een gewone brief. Nu de voorzitter op dit punt niet is ingegaan kan de beslissing niet in stand blijven en dient deze te worden vernietigd.

7. De beoordeling van de klacht

7.1 Klager is bij vonnis van 2 februari 2010 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 155,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. Uit het vonnis blijkt dat de vordering was ingesteld voor een hoger bedrag. De kantonrechter heeft de vordering voor het meerdere en voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

7.2 Hoewel het niet algemeen gebruikelijk is om na vonnis eerst nog een brief tot betaling te schrijven, had het naar het oordeel van de Kamer gelet op het feit dat het vonnis was gewezen op tegenspraak en minder was toegewezen dan het gevorderde,  in dit geval in de rede gelegen klager eerst nog een brief te sturen met sommatie tot betaling van het verschuldigde. Nu dat is nagelaten heeft de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van de Kamer niet gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

7.3 Het voorgaande betekent dat de beslissing van de voorzitter dient te worden vernietigd en de klacht gegrond dient te worden verklaard voor zover dat het hiervoor onder 7.2 genoemde aspect betreft. Voor het overige treft de klacht geen doel. Naar het oordeel van de Kamer zijn er geen termen aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan voor het gegronde deel van de klacht.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet gegrond;

-       vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-       verklaart de klacht gegrond voor wat het onder 7.2 vermelde aspect betreft;

-       laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter en mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.