ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0709 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet381.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0709
Datum uitspraak: 08-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet381.2011
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. Geen aanleiding tot aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 mei 2011 met zaaknummer 47.2011 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 381.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ], [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 17 januari 2011heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

Op 10 februari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 10 mei 2011 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Bij brief van 17 mei 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 25 mei 2011, ingekomen op 30 mei 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brieven van 21 en 27 september 2011 hebben klager en de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 september 2011 waar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 november 2011.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht heeft verwijt klager de gerechtsdeurwaarder -kort samengevat- dat deze hem slecht heeft geïnformeerd, beloftes tot het afdragen van gelden niet is nagekomen, in de zaak die klager heeft teruggenomen niet het gehele dossier heeft overgedragen, in deze zaak voorschot dossier- en honorariumkosten heeft ingehouden, het voorschot in de tweede zaak niet heeft terugbetaald, terwijl dit wel was toegezegd in de brief van 1 juli 2010 en te veel heeft berekend in de eerste zaak.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat klager met de gerechtsdeurwaarder van mening verschilt over de vraag of de werkzaamheden wel op de juiste wijze zijn uitgevoerd, in het bijzonder of de benodigde voortvarendheid wel in acht genomen is. Ook zou hij niet goed zijn geïnformeerd en weigert de gerechtsdeurwaarder bij herhaling een persoonlijk gesprek aan te gaan. In het dossier bevinden zich echter diverse brieven met duidelijke informatie over de voortgang van de zaak. Het door de gerechtsdeurwaarder daarin ingenomen standpunt is ook verdedigbaar, althans het is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het ligt niet op de weg van de tuchtrechter een dergelijk civielrechtelijk geschil te beoordelen, al was het maar omdat de onderhavige procedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering. Voor dit laatste zou wel aanleiding kunnen zijn, omdat de stellingen van klager gemotiveerd zijn weersproken en die stellingen van klager op veel onderdelen weinig zijn geconcretiseerd, dat wil zeggen niet zijn voorzien van concrete voorbeelden. Klager heeft bijvoorbeeld gesteld dat het voorschot in de door hem teruggenomen zaak niet is terugbetaald. Op de door hem overgelegde brief van 1 juli 2010 heeft hij echter wel bijgeschreven dat dit voorschot is ontvangen op 5 juli 2010. Klager kan zich met dit meningsverschil wenden tot de gewone rechter. Overigens rust met betrekking tot de uitvoering van een overeenkomst als de onderhavige op de gerechtsdeurwaarder een inspanningsverplichting, die hij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Niet is gebleken dat van dit laatste geen sprake is geweest.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de klacht niet volledig is weergegeven en de beslissing van de voorzitter onjuiste aannames bevat. Klager voert daartoe aan dat de opdracht pas werd teruggegeven na een jaar tevergeefs op een beloofd advies gewacht te hebben. Dat is in strijd met de daarop betrekking hebbende bepalingen van de beroeps en gedragsregels voor gerechtsdeurwaarders. De beloften tot het afdragen van ontvangen gelden die niet zijn nagekomen, staan vermeld in de email van 27 augustus 2009, het rapport van 22 september 2009 en de brief van 23 maart 2010. Klager verwijst naar het bepaalde in artikel 7 van de Administratieverordening. Het niet of verkeerd gebruiken van de beschikbaar gestelde informatie en het geharrewar over de voorschotten deden bij hem twijfel rijzen aan de administratie en de inspanningsverplichting van de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft niet gesteld dat het voorschot niet is terugbetaald, maar dat onterecht kosten zijn ingehouden.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klager in verzet aangevoerde gronden zijn een herhaling van hetgeen in de inleidende klacht is aangevoerd. Dat er een bedrag van € 35,00 door de gerechtsdeurwaarder is ingehouden is gebruikelijk en niet tuchtrechtelijk laakbaar.

In verzet kunnen niet voor het eerste nieuwe klachten worden ingediend. Dat er geen gewag is gemaakt van artikel 13 van de Verordening beroeps- en gedragsregels is door klager niet in de inleidende klacht naar voren gebracht en dient buiten beoordeling te blijven.

6.2 Wat door klager verder in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter en mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.