ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0707 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW294.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0707
Datum uitspraak: 08-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDW294.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslag onder bank met het oogmerk de beslagvrije voet te omzeilen? Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld niet door klager aangetoond. Niet verschijnen op aangekondigd beslag op roerende zaken laakbaar? In beginsel wel, maar onder door de gerechtsdeurwaarder aangevoerde omstandigheden in dit geval niet.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 november 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 294.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 9 mei 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 11 mei 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 27 september 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Bij brieven van 5 en 26 oktober 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een nadere reactie gegeven.

De uitspraak is bepaald op 8 november 2011.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een ten laste van klager gewezen vonnis van 21 juli 2010. Op 9 augustus 2010 is het vonnis aan klager betekend met bevel tot betaling.

b)      Op 21 september 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder het UWV beslag gelegd op klagers uitkering.

c)      Op 22 september 2011 is beslag gelegd op klagers rekening bij de [     ]bank. Deze bank heeft een bedrag van € 564,69 afgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.

d)     In januari 2011 is opnieuw beslag gelegd onder de [     ]bank. Hierop heeft klager gereageerd bij brief aan de gerechtsdeurwaarder van 14 februari 2011.

e)      Bij brief van 31 maart 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangezegd beslag op roerende zaken te komen leggen op 20 april 2011.

f)       Bij brief van 21 april 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat hij verhinderd was zich tijdig aan het adres van klager te vervoegen om het aangekondigde beslag te leggen en dat klager een nieuwe aankondiging tot het leggen van beslag zou worden verzonden.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder tot tweemaal toe ten onrechte beslag te hebben gelegd op zijn bankrekening. Er lag al beslag op zijn uitkering en op de bankrekening wordt de uitkering overgemaakt. Door het beslag is zijn uitkering getroffen waardoor zijn inkomsten beneden het voor hem geldende sociaal minimum zijn gezakt. Daarnaast beklaagt hij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder beslag op klagers roerende zaken had aangezegd, maar zonder nader bericht niet is verschenen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Gronden van de beslissing

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders (waarnemend en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan niet als beklaagde worden aangemerkt. De aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder [     ] wordt aangemerkt als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld in de zin van voormeld artikel.

4.3 Ten aanzien van de eerst gelegde beslagen heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het beslag onder het UWV op 21 september 2010 is gelegd met toepassing van een beslagvrije voet. De eerste inhoudingen konden per oktober 2010 worden verwacht. Vanwege de hoogte van de vordering op klager is er op 22 september 2010 ook beslag gelegd onder de bank waar klager een rekening houdt.

4.4 Vastgesteld kan worden dat het beslag onder de uitkering en het eerste beslag op de bankrekening van klager vrijwel gelijktijdig, althans kort na elkaar zijn gelegd. Gelet op het verweer van de gerechtsdeurwaarder is het enkele standpunt van klager, dat verder niet nader met stukken is onderbouwd, niet voldoende om klachtwaardig handelen van de gerechtsdeurwaarder ten aanzien van dit beslag vast te stellen. Niet aannemelijk is dat het beslag onder de Bank is gelegd met het oogmerk om de beslagvrije voet te omzeilen. Dit klachtonderdeel treft geen doel.

4.5 Ten aanzien van het in januari 2011 ten laste van klager gelegde beslag heeft klager, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet nader kunnen aantonen dat dit beslag vexatoir is geweest in die zin alleen het saldo van de uitkering door het beslag is getroffen. Blijkens de door klager toegezonden bankafschriften werd de bankrekening niet alleen door de uitkering van het UWV gevoed. Dit klachtonderdeel treft daarom evenmin doel.

4.6 Ten aanzien van het niet verschijnen op de aangekondigde dag geldt het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting en in zijn nadere reactie bezwaar gemaakt tegen het feit dat het niet verschijnen op de aangekondigde dag als zelfstandige klacht wordt opgevat.

4.7 Ter zitting is gebleken dat klager de bedoeling had dit feit onderdeel van de klacht te laten zijn. In de brief waarmee de klacht is ingediend staat dit feit ook in de op een na laatste alinea vermeld. Bij de klacht is ook de brief gevoegd van de gerechtsdeurwaarder van 21 april 2011 waarin hij een verklaring geeft voor het niet verschijnen op de aangekondigde dag. In zijn verweerschrift stelt de gerechtsdeurwaarder niet te begrijpen wat de klacht ten aanzien van het aangekondigde beslag op 20 april 2011 is. Kennelijk heeft de gerechtsdeurwaarder dit dus in eerste instantie ook als klacht opgevat. Het is dus niet zo dat dit feit eerst ter zitting en onverwachts ter sprake is gekomen.

4.8 De Kamer acht dit punt daarom ook onderdeel van de klacht. Voor zover de gerechtsdeurwaarder zich afvraagt wat er tuchtrechtelijk laakbaar is aan het niet informeren van een debiteur aan wie een beslag is aangekondigd, wordt verwezen naar rechtspraak van het Gerechtshof Amsterdam (LJN: AV0589 en AQ8882).

4.9 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn nadere reactie aangevoerd dat hij die dag zelf de route had waarin het aangekondigde beslag was opgenomen. Er was echter een opdracht binnengekomen om een dagvaarding in hoger beroep te betekenen in Amsterdam waarvan de termijn op de 20ste verstreek. De gerechtsdeurwaarder heeft nog geprobeerd die opdracht uit te besteden aan zijn kandidaten en een collega, maar dat is niet gelukt. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens de geplande route gelaten voor wat die was en zelf de opdracht uitgevoerd. Omdat hij in de auto niet beschikte over de telefoonnummers van debiteuren, heeft de gerechtsdeurwaarder een medewerker verzocht de aangekondigde beslagen af te bellen. In de aantekeningen in het dossier van klager is daarvan echter niets terug te vinden en de betrokken medewerker kon zich desgevraagd de inhoud van de die dag gevoerde gesprekken niet meer herinneren en wist ook niet meer of hij klager al dan niet had gebeld.

4.10 Op grond van het voorgaande valt naar het oordeel van de Kamer de gerechtsdeurwaarder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken van het feit dat klager niet is medegedeeld dat het beslag geen doorgang kon vinden.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.