ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0703 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet377.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0703
Datum uitspraak: 01-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet377.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. Geen aanleiding voor aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6

Beslissing van 1 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 mei 2011 met nummer 77.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 377.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing beslist op de door klager op 26 januari 2011 ingediende klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder).

Deze beslissing is bij brief van 26 mei 2011 aan klager verzonden. Op 31 mei 2011 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 september 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.  De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht beklaagt klager zich er  – samengevat – over dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op zijn bankrekening en geen beslagvrije voet heeft toegepast, terwijl klager van de vordering niet op de hoogte is.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Alle voor de zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Bij beslag op een bankrekening is inderdaad geen beslagvrije voet van toepassing, alleen bij beslag op periodieke uitkeringen. Voor het overige heeft de klacht betrekking op executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       De voorzitter is niet expliciet ingegaan op de klacht over het niet beantwoorden van klagers brief van 19 januari 2011. In beginsel behoren brieven te worden beantwoord. In de concrete omstandigheden van dit geval kan echter niet worden gezegd dat het niet beantwoorden van deze brief klachtwaardig is. Het ter zitting aangevoerde standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat klager telkens erkent dat hij op de hoogte is van de vordering wordt ondersteund door de stukken. Gelet daarop en op de mededeling van de gerechtsdeurwaarder dat aan klager meerdere malen steeds dezelfde uitleg is gegeven kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij de in voormelde brief gestelde vragen niet opnieuw heeft beantwoord.

6.2       Mede gelet op het vorenstaande werpen de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter,

mrs. E.C. Smits en J.J.L. Boudewijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 1 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.