ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0701 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet334.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0701
Datum uitspraak: 01-11-2011
Datum publicatie: 23-03-2012
Zaaknummer(s): GDWverzet334.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen voorzittersbeslissing. Geen aanleiding voor aanpassing van de beslissing van de voorzitter die de Kamer juist acht. Verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6

Beslissing van 1 november 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 26 april 2011 met nummer 5.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 334.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing beslist op de door klager tegen beklaagde (hierna ook: de gerechtsdeurwaarder) ingediende klacht.

Deze beslissing is bij brief van 27 april 2011 aan klager verzonden. Op 11 mei 2011 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 september 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de voorzitter beklaagde ten onrechte aanduidt als gerechtsdeurwaarder terwijl hij kandidaat-gerechtsdeurwaarder is. Klager meent dat de voorzitter daardoor de taken verwisselt van een gerechtsdeurwaarder en een kandidaat gerechtsdeurwaarder. Klager stelt door toedoen van beklaagde en gerechtsdeurwaarder [     ] op hoge kosten te zijn gejaagd. Daarnaast stelt hij dat nooit om een verklaring van inkomsten is gevraagd. Hij wenst uitleg over de wijze van bejegening, de uitlatingen van gerechtsdeurwaarder [     ], de onjuiste handelwijze van beslaglegging en het opheffen van zijn spaarrekening.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat:

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zich op 17 december 2010, tijdens het betekenen van het proces-verbaal van beslag, irritant en onpersoonlijk heeft gedragen. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij de papieren op de auto van klager kon deponeren. De gerechtsdeurwaarder wilde het exploot echter aan klager overhandigen waarop klager naar de gerechtsdeurwaarder toe is gelopen. Klager gleed daarbij uit en om niet volledig uit balans te geraken heeft klager de gerechtsdeurwaarder per ongeluk aangeraakt. De gerechtsdeurwaarder maakte de opmerking dat klager van hem af moest blijven, wat volgens klager kant noch wal raakte. Nadat klager de papieren in ontvangst had genomen, heeft hij de gerechtsdeurwaarder verzocht zijn terrein te verlaten. De gerechtsdeurwaarder weigerde dit en probeerde klager te intimideren. Daarop verzocht klager hem nogmaals het terrein te verlaten. Klager deelde de gerechtsdeurwaarder mede dat hij contact op moest nemen met gerechtsdeurwaarder [     ]. Deze heeft klager bij betekening van het arrest immers medegedeeld dat zij niet wist waarom dit arrest aan hem moest worden betekend. Volgens klager is hem toen voorts medegedeeld dat niemand wat aan dit arrest had, omdat beide partijen een vordering op elkaar hadden. Zijn advocaat heeft al een tegenvordering ingediend bij de advocaat van zijn ex-echtgenote. Door het beslag wordt klager opgezadeld met extra kosten.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen - voor zover hier van belang - :

4.3 Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de bejegening heeft de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd verweer gevoerd. Het irritante en onpersoonlijke gedrag wordt door de gerechtsdeurwaarder ontkend en betwist, zodat op dit punt niets kan worden vastgesteld. Zelfs wanneer wordt uitgegaan van het door klager geschetste optreden van de gerechtsdeurwaarder, kan geen tuchtrechtelijke laakbaarheid worden aangenomen. Dat het optreden van de gerechtsdeurwaarder door klager als irritant en bedreigend is ervaren maakt dit niet anders.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       Ter voorlichting van klager wordt opgemerkt dat de enkele mededeling in de beschikking van de voorzitter dat beklaagde - evenals hier -  in de beschikking ook zal worden aangeduid als de gerechtsdeurwaarder, niet betekent dat het de voorzitter of de Kamer niet bekend is, dat beklaagde geen gerechtsdeurwaarder maar kandidaat-gerechtsdeurwaarder is.

6.2       Klager heeft voorts in verzet zijn klacht uitgebreid en aangevuld. Wat klager in eerste instantie niet heeft aangevoerd kan in een verzetprocedure als deze echter niet aan de orde komen.

6.3       Klager is niet ter zitting verschenen om zijn standpunt toe te lichten. De gerechtsdeurwaarder heeft bestreden dat gerechtsdeurwaarder Kamphuis zich zou hebben uitgelaten zoals klager stelt, gelet hierop kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft.

6.4       Gelet op wat hiervoor is overwogen werpt wat klager in verzet heeft aangevoerd naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht, en biedt dit evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en zal ongegrond worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter,

mrs. E.C. Smits en J.J.L. Boudewijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 1 november 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.