ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0695 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet268.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0695
Datum uitspraak: 06-09-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet268.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 september 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 268.2011 ingediend  door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 5 april 2011 (zaaknummer 881.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 15 april 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 20 april 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij email van 27 juni 2011, heeft klager medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 6 september 2011.

2. De gronden van het verzet

2.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat de essentie van zijn verzet is dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte loonbeslag heeft laten leggen. De gerechtsdeurwaarder was het wel degelijk met de visie van klager eens. Dit blijkt uit de brief van de gerechtsdeurwaarder van 24 november 2010 waarin deze bevestigt dat hij, naar aanleiding van de brieven van klager, de gerechtelijke invordering vooralsnog opgeheven had. Dit blijkt ook uit de laatste alinea van die brief waarin de gerechtsdeurwaarder mededeelt dat hij zijn opdrachtgever heeft verzocht een veroordeling te geven waaruit de betreffende (alimentatie)achterstand duidelijk blijkt.

2.2 Dat er ten onrechte loonbeslag is gelegd blijkt ook uit het feit dat de verklaring derdenbeslag op 23 november 2010 is ondertekend en blijkens een stempel is ingekomen op 24 november 2010. Dat het beslag op 22 november 2010 is gelegd, moet in het licht van het voorgaande onjuist zijn.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder in de inleidende klacht - kort samengevat - dat deze hem bij de executie nodeloos onder druk heeft gezet en nodeloos kosten heeft veroorzaakt. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder met name dat deze niet naar zijn argumenten heeft willen luisteren maar slechts afgaat op het standpunt van zijn opdrachtgever. Uit zijn brief van 9 december 2010 aan de gerechtsdeurwaarder blijkt dat klager hem met name verwijt dat is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder het uiteindelijk eens was met de interpretatie van klager van de beschikking van de rechtbank, maar dat de gerechtsdeurwaarder desondanks toch loonbeslag heeft gelegd, terwijl klager had toegezegd tot betaling te zullen overgaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn verder overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat met name niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat hij het eens was met de visie van klager op de beschikking en dat ten onrechte tot loonbeslag is overgegaan. Volgens de gerechtsdeurwaarder is in overleg met zijn opdrachtgever en haar advocaat besloten dat de beschikking niet zou worden geëxecuteerd ten aanzien van dat deel dat door klager anders werd geïnterpreteerd. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn brief van 10 december 2010 aan klager meegedeeld de kosten van het loonbeslag onverplicht aan klager niet in rekening gebracht zullen worden. Klager heeft zijn verplichtingen voldaan en heeft te kennen gegeven te kunnen instemmen met deze oplossing, aldus de gerechtsdeurwaarder. Hierna is het hem gebleken dat klager tegen de beschikking hoger beroep heeft ingesteld en zijn opdrachtgever incidenteel appel om onder meer een duidelijker veroordeling te verkrijgen. Voor het overige heeft de klacht betrekking op executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Uit de brief van 24 november 2010 blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de gerechtelijke invordering heeft opgeheven voor wat betreft het door klager verschuldigde bedrag vanaf november 2007 tot en met december 2009. Voor het verschuldigde bedrag berekend vanaf januari 2010 tot en met november 2010 is de werkgever verzocht het bedrag in te houden op grond van het gelegde beslag. Hieruit volgt niet dat het beslag onterecht was gelegd.

6.2 Het beslag is volgens het exploot op 22 november 2010 gelegd. Het betreft hier een authentieke akte waarvan de bewijskracht vaststaat tot het tegendeel is bewezen. Het tegendeel (dat in een civiele procedure moet komen vast te staan) blijkt in elk geval niet uit hetgeen klager hieromtrent in verzet heeft aangevoerd. Een verklaring derdenbeslag wordt immers altijd afgelegd nadat het beslag is gelegd.

6.3 De verder door klager in verzet aangevoerde gronden geven de Kamer geen aanleiding om de beslissing van de voorzitter te vernietigen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.M. Patijn, plaatsvervangend-voorzitter, G.H.I.J. Hage, en J.C.M. van der Weijden leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.