ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0694 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet267.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0694
Datum uitspraak: 06-09-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet267.2011
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 september 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 267.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] EN [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 maart 2011 (zaaknummer 805.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 30 maart 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 7 april 2011, ingekomen op 8 april 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 15 juni 2011, ingekomen op 21 juni 2011, heeft klager medegedeeld verhinderd te zijn en aanhouding van de behandeling verzocht.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 6 september 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager in de kern aangevoerd dat de door de gerechtsdeurwaarders ingestelde vordering door de rechter bij beslissing van 15 februari 2011 is afgewezen en de gerechtsdeurwaarders thans niet meer gerechtigd zijn om tot het nemen van maatregelen over te gaan.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder in de inleidende klacht dat de gerechtsdeurwaarders hem sommatiebrieven zenden ter zake een vordering die door de kantonrechter is afgewezen. Daarnaast verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij dreigen beslag op zijn woning te leggen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarders uitgebreid en gemotiveerd verweer hebben gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarders fouten hebben gemaakt. De vordering van de zorgverzekeraar is afgewezen omdat de betalingsregeling volgens de kantonrechter niet was komen te vervallen en klager niet gedagvaard had mogen worden. De gerechtsdeurwaarders voeren terecht aan dat het enkele feit dat de vordering is afgewezen niet betekend dat klager het restantverschuldigde niet meer hoeft te voldoen. Op grond van de stukken en wat door de gerechtsdeurwaarders is aangevoerd zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Het tuchtrecht is niet de juiste weg om bezwaar te maken tegen een vordering.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het door klager gedane verzoek om aanhouding wordt door de Kamer afgewezen. Het verzoek is gelet op de datum van uitnodiging voor de zitting te laat gedaan en is bovendien niet gemotiveerd.

6.2 De door klager in verzet verder aangevoerde gronden geven de Kamer geen aanleiding om de beslissing van de voorzitter te vernietigen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.M. Patijn, plaatsvervangend-voorzitter, G.H.I.J. Hage, en J.C.M. van der Weijden leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.