ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0688 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW17.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0688
Datum uitspraak: 06-09-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDW17.2011
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze ondanks zijn duidelijke mededeling dat hij niet van plan was te betalen, blijft volharden in het schrijven van brieven en het afleggen van huisbezoeken om klager te bewegen tot betaling over te gaan. De Kamer is van oordeel dat het versturen van een herhaalde schriftelijke aanmaning na de berichtgeving van klager niet voor de hand ligt, maar het is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het afleggen van een huisbezoek is dat in zijn algemeenheid evenmin. In het onderhavige geval zijn echter door klager duidelijke signalen afgegeven dat hij niet van plan was de vordering te voldoen (omdat hij het niet met de vordering eens was). De klacht is daarom terecht voorgesteld.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 september 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 17.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 10 januari 2011, ingekomen op 11 januari 2011, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 8 februari 2011, ingekomen op 9 februari 2011, een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 28 juni 2011 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 6 september 2011.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de incasso van een vordering op klager. Bij brief van 19 oktober 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd tot betaling van de vordering over te gaan.

b)      Bij email van 21 oktober 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld dat hij niet van plan was om de vordering te voldoen en dat hij pas weer zou reageren nadat klager zou worden gedagvaard.

c)      Bij brief van 26 november 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat hij zijn opdrachtgever gelet op de mededeling van klager zou adviseren over te gaan tot het dagvaarden van klager.

d)     Bij email van 30 november 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zijn conclusie dat klager de vordering niet zou gaan betalen juist was en heeft hij de gerechtsdeurwaarder bedankt voor het zetten van vervolgstappen.

e)      Bij brief van 4 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld zijn adres te hebben bezocht om de zaak met hem te bespreken. Om verdere ingrijpende en kostenverhogende maatregelen te voorkomen heeft de gerechtdeurwaarder klager geadviseerd contact op te nemen om een oplossing voor de vordering te zoeken.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze ondanks zijn duidelijke mededeling dat hij niet van plan was te betalen, blijft volharden in het schrijven van brieven en het afleggen van huisbezoeken om klager te bewegen tot betaling over te gaan. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder daarmee de grenzen van fatsoen en aanvaardbaarheid heeft overschreden en intimiderend optreedt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het beleid van zijn kantoor is om zoveel mogelijk incasso opdrachten in de minnelijke fase tot een oplossing te brengen. Het oogmerk hiervan is om zoveel mogelijk kosten, die doorgaans ten laste van de debiteur worden gebracht, te voorkomen. Alle medewerkers van zijn organisatie worden hier in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen op getraind. Nu klager had aangegeven dat de zaak maar voor de rechter voorgelegd moest worden, had de zaaksbehandelaar er voor kunnen kiezen zijn pogingen tot een minnelijke oplossing te komen te beƫindigen en tot dagvaarden over te gaan. Alvorens dat te doen adviseert de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever en in dat verband is nog een huisbezoek afgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat zijn opdrachtgever de zaak heeft teruggenomen omdat het (door klager betwiste) contract niet kon worden overgelegd.

4. Gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer is van oordeel dat het versturen van een herhaalde schriftelijke aanmaning na de berichtgeving (als vermeld onder 1b) van klager niet voor de hand ligt, maar niet tuchtrechtelijk laakbaar is.

4.3 Het afleggen van een huisbezoek is in zijn algemeenheid evenmin tuchtrechtelijk laakbaar. In het onderhavige geval zijn echter door klager duidelijke signalen afgegeven dat hij niet van plan was de vordering te voldoen (omdat hij het niet met de vordering eens was). Op 26 november 2010 deelt de gerechtsdeurwaarder klager mee dat hij zijn opdrachtgever zou adviseren om tot dagvaarding van klager over te gaan. Om daarna nog tot tweemaal toe een huisbezoek af te leggen, gaat naar het oordeel van de Kamer te ver. Het is begrijpelijk dat dit bij klager intimiderend kan overkomen. In zoverre heeft de gerechtdeurwaarder niet gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. De klacht is daarom terecht voorgesteld.

5. Op grond van het voorgaande wordt de klacht gegrond verklaard. De Kamer ziet geen aanleiding om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. H.M. Patijn, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.W.J. Ros en J.C.M. van der Weijden leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.