ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0687 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet847.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0687
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet847.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 847.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 9 november 2010 (zaaknummer 524.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 10 november 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief ingekomen op 22 november 2010 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 10 juni 2011 heeft klaagster aanhouding van de behandeling verzocht. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2011 waar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 12 juli 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder haar nooit heeft gevraagd wat haar woonlasten zijn. Klaagster heeft ook geen formulier ontvangen waarop de inkomsten en uitgaven kunnen worden genoteerd. Klaagster zit nu al twee jaar met een te hoog loonbeslag. Klaagster verwijst naar de in het verzetschrift opgenomen bedragen van haar inkomsten en uitgaven. Het is juist dat klaagster een betalingsregeling had lopen. Het is onjuist dat klaagster die regeling niet is nagekomen. Klaagster heeft uitstel van betaling aangevraagd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klaagster beklaagt zich er in haar inleidende klacht over dat de gerechtsdeurwaarder de door haar gegeven motivering dat zij eerder van haar schulden af zal zijn als een rentestop wordt toegepast, afdoet als onzin, en dat hij weigert in te stemmen met een betalingsregeling ten aanzien van de schuld van [     ]. Klaagster beklaagt zich er tevens over dat zij de betalingsregeling van € 150,00 per maand niet iedere maand kan opbrengen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat het feit dat [     ] of de andere schuldeisers, niet instemmen met de door klaagster voorgestelde betalingsregeling of rentestop, de gerechtsdeurwaarder niet kan worden tegengeworpen. Voorts is niet gebleken dat de door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde beslagvrije voet naar de norm voor een alleenstaande, niet juist zou zijn. Daarnaast dient het voor rekening en risico van klaagster te komen dat zij de in februari 2010 door haar voorgestelde betalingsregeling van € 100,00 per maand slechts ten dele is nagekomen en dat het (gemotiveerde) verzoek tot het instellen van een rentestop nog niet is ontvangen door de gerechtsdeurwaarder.

5.2 Gelet op het verweer van de gerechtsdeurwaarder is het standpunt van klaagster niet voldoende om klachtwaardig handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te kunnen stellen, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Dat de gerechtsdeurwaarder klaagster niet om haar woonlasten heeft verzocht, staat niet in de inleidende klacht vermeld. Dat verwijt kan niet voor het eerst in verzet worden aangevoerd. Voor zover klaagster het niet eens is met de hoogte van de beslagvrije voet stond, is het aan haar daartegen bij de deurwaarder bezwaar te maken onder overleggen van bewijsstukken. De gerechtsdeurwaarder dient (eventueel in overleg met zijn opdrachtgever) vervolgens te beoordelen of de bezwaren terecht zijn en de beslagvrije voet aan te passen. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder gedaan. Het is niet aan de tuchtrechter om inhoudelijk te beslissen omtrent de juistheid van de vaststelling van de beslagvrije voet. Daarvoor moet de gewone rechter worden benaderd. In ieder geval is de Kamer niet bevoegd tot het uitspreken van een veroordeling tot terugbetaling, als daarvoor al grond zou bestaan.

6.2 Dat klaagster uitstel van betaling heeft gevraagd onder de getroffen betalingsregeling bevestigt dat de regeling niet werd nagekomen.

6.3 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter de klacht terecht afgewezen. De beslissing van de voorzitter kan in stand blijven en het verzet van klaagster dient ongegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.