ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0685 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet624.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0685
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet624.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 624.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 10 augustus 2010 (zaaknummer 320.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 17 augustus 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brieven van 23 en 24 augustus 2010 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 12 juli 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder een fout niet heeft geconstateerd bij het maken van het concept van de verklaring van 22 maart 2010 en evenmin gecontroleerd en gecorrigeerd voor de betekening van 23 maart 2010. Volgens klager zijn de concipiënt en de betreffende gerechtsdeurwaarder in gebreke gebleven een controle toe te passen. Ook is het [     ] onjuist geïnformeerd door de vermelding in de beslagstukken van een te vorderen bedrag van € 8.878,56 waarop in mindering een bedrag van 0,00 was voldaan. Bovendien kan klager aan de hand van een overzicht van de gerechtsdeurwaarder van 17 oktober 2006 slechts vaststellen dat de vordering na het loonbeslag volledig was voldaan. De gerechtsdeurwaarder dient het teveel geïncasseerde inclusief rente aan klager terug te betalen en excuses aan te bieden voor zijn misslag.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd op zijn [     ]-uitkering. In het exploot van overbetekening van 22 maart 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder een onjuist, want te hoog, bedrag vermeld dat in mindering strekte op de vordering. Nadat klager daarover contact heeft opgenomen heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 29 april 2010 een specificatie verstrekt met het juiste bedrag dat in mindering op de schuld strekt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid toegelicht op welke wijze hij klager heeft geïnformeerd. Gelet op dat betoog zijn de enkele stellingen van klager onvoldoende om op dit onderdeel van de klacht tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat het betreft een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Van e nig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Het is in ieder geval niet aan de Kamer zoals klager heeft verzocht, om de hoogte van het thans nog van klager gevorderde bedrag te corrigeren

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Als een gerechtsdeurwaarder bij de uitoefening van zijn functie een vergissing maakt is dat, zoals de voorzitter terecht heeft overwogen, niet zonder meer tuchtrechtelijk laakbaar. Ten aanzien van het onjuist informeren van het [     ] geldt dat in het exploot van 22 maart 2010 stond vermeld dat er een bedrag in mindering was voldaan. Dat bedrag is door het [     ] in de brief aan klager niet vermeld.

De inhoud van de door het [     ] aan klager verzonden brief van 30 maart 2011 komt voor rekening van het [     ] en kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen.

6.2 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter de klacht terecht afgewezen. De beslissing van de voorzitter kan in stand blijven en het verzet van klager dient ongegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.