ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0684 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet245.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0684
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet245.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 22 maart 2010 met nummer 799.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 245.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissing heeft de voorzitter beslist op de op 4 november 2010 ingediende klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder.

De beslissing van de voorzitter is bij brief van 31 maart 2011 aan klager verzonden. Op 8 april 2011 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011. Van de behandeling ter zitting is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze beslissing is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder anders dan de voorzitter stelt, wel degelijk vanaf het begin over de juiste informatie beschikte en er desondanks geen rekening mee heeft gehouden dat klager naast de kosten van kamerhuur, ook de hypothecaire aflossing diende te betalen

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder de door hem vastgestelde beslagvrije voet niet wil aanpassen. De gerechtsdeurwaarder weigert rekening te houden met klagers dubbele woonlasten, hoewel klager inmiddels alle bewijsstukken heeft toegezonden.

Klager heeft een koopwoning die te koop staat en in afwachting van de eventuele verkoop daarvan heeft hij alvast een kamer gehuurd. De gerechtsdeurwaarder gaat alleen uit van de kamerhuur bij de bepaling van klagers woonlasten, terwijl uit de stukken blijkt dat de koopwoning zijn hoofdverblijf is.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. Bij het leggen van een executoriaal derdenbeslag op een periodieke bron van inkomsten is de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd, verplicht aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475g lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Hij berekent de beslagvrije voet aan de hand van de aan hem verstrekte gegevens.

Er rust op de gerechtsdeurwaarder geen wettelijke verplichting om zelfstandig tot aanpassing van de beslagvrije voet over te gaan, indien de gehanteerde cijfers toch anders blijken te liggen. Volgens de wet is het namelijk de beslaglegger die met wijzigingen in de omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen onverwijld rekening moet houden. In de praktijk gaat een gerechtsdeurwaarder ook tot aanpassing over, indien hij op de hoogte wordt gesteld van feiten en/of omstandigheden die tot aanpassing aanleiding geven. Dat is in de onderhavige zaak ook gebeurd. De gerechtsdeurwaarder heeft om hem moverende redenen inmiddels wel aanleiding gezien tot herberekening van de beslagvrije voet. Hij heeft toegezegd een deel van het ontvangen bedrag aan klager terug te betalen.

4.3 Dat de gerechtsdeurwaarder de aanvankelijk verstrekte gegevens niet goed heeft verwerkt, zoals klager heeft gesteld, is niet gebleken, laat staan dat sprake zou zijn van een tuchtrechtelijke verwijtbare misrekening. De gerechtsdeurwaarder heeft aanvankelijk alleen gerekend met de woonlasten die zijn verbonden met de huur van de kamer, omdat klager zelf te kennen had gegeven dat hij in de bedoelde periode een kamer huurde, daarvoor zelf de huur betaalde en dat zijn ex-echtgenote de hypothecaire lasten droeg, aldus de gerechtsdeurwaarder.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Uit de door klager in verzet ingezonden e-mails blijkt dat klager vanaf 23 juni 2010 aan de gerechtsdeurwaarder heeft gemeld dat hij zowel de kamerhuur als hypothecaire lasten verschuldigd is. Bij e-mail van 2 oktober 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder stukken toegezonden waaruit blijkt dat de voormalige echtelijke woning in [     ] aan hem is toegewezen en dat hij de hypothecaire lasten daarvan verschuldigd is. Niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder in een situatie als hier, waarin dubbele woonlasten worden opgevoerd, tuchtrechtelijke laakbaar heeft gehandeld, door niet direct met beide woonlasten rekening te houden bij de bepaling van de beslagvrije voet. Dat de gerechtsdeurwaarder nadien om hem moverende redenen alsnog heeft besloten (gedeeltelijk) rekening te houden met de hypothecaire lasten van de niet door klager bewoonde woning, maakt dit niet anders. De discussie over de juiste hoogte van de beslagvrije voet en welk verblijf als hoofdverblijf zou moet gelden kan niet in deze tuchtprocedure aan de orde komen. Daarvoor is een executiegeschil op de voet van artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de juiste weg.

6.2 De Kamer is van oordeel dat de door klager in verzet aangevoerde gronden geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Wat klager heeft aangevoerd biedt evenmin aanknopingspunten om de motivering van die beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. H.M. Patijn en M. Colijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.