ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0683 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet235.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0683
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet235.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 22 maart 2011 met nummer 883.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 235.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissing heeft de voorzitter beslist op de op 15 december 2010 ingediende klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder.

De beslissing van de voorzitter is bij brief van 31 maart 2011 aan klager verzonden. Op 12 april 2011 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager bestrijdt in verzet op daartoe aangevoerde gronden – samengevat – wat de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd in het verweerschrift van 27 januari 2011. Klager meent dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat heeft gereageerd op door klager gezonden mails met verzoeken om opheldering. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gehandeld zoals van een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder in hoge mate onzorgvuldig heeft gehandeld.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Op grond van dat verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Voor het overige heeft de klacht betrekking op executie van twee titels, waarover deze Kamer niet kan oordelen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De gerechtsdeurwaarder is via [     ] in eerste instantie belast met de inning van een vordering van [     ] die is ontstaan in 2004 en waarvoor op 7 december 2005 een vonnis op tegenspraak is gewezen. Hiervoor is op 11 mei 2006 beslag gelegd onder het [     ]. Uiteindelijk bleek er geen verhaal te zijn en werd het beslag opgeheven. Anders dan klager blijkbaar meent betekent dat niet, dat deze vordering daardoor als voldaan kan worden beschouwd. Vervolgens werd de gerechtsdeurwaarder in 2007 opnieuw door [     ] ingeschakeld voor een nieuwe vordering van [     ] op klager met betrekking tot een zowel aan de tandarts als aan klager betaalde declaratie van € 1.254,71, Deze vordering werd na een procedure op tegenspraak bij vonnis van 11 juni 2008 toegewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft de executie van beide vorderingen in 2008 ter hand genomen. Niet gezegd kan worden dat hierdoor tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld is.

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft naar aanleiding van verzoeken van klager meermalen specificaties verstrekt. Gelet hierop werpen de door klager in verzet aangevoerde gronde naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. H.M. Patijn en M. Colijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.