ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0680 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet176.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0680
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet176.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 176.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 15 februari 2011 (zaaknummer 779.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 25 februari 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 9 maart 2011, ingekomen op 10 maart 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2011 waar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 12 juli 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de Kamer hem niet heeft verzocht te reageren op het verweer van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder stelt dat een brief aan klager is verzonden. De gerechtsdeurwaarder legt daarvan geen bewijs over dat die brief is verzonden. Voorts wordt gesteld dat er contact is gelegd door middel van een exploot. Dat exploot is echter niet in persoon betekend. Anders dan in de beslissing van de voorzitter wordt gesteld, is er dus geen contact gelegd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht beklaagt klager zich over de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder. Deze heeft klager op 8 september 2010 aangezegd dat hij per 9 september 2010 zijn pand moest ontruimen. De voorzieningenrechter heeft deze handelwijze onbehoorlijk geacht. Klager verzoekt de Kamer te onderzoeken of het handelen van de gerechtsdeurwaarder door de beugel kan.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder een aan klager gerichte brief heeft overgelegd van 25 augustus 2010. In die brief wordt klager aangezegd dat de ontruiming zal plaatsvinden op donderdag 9 september 2010. Bij de procedure voor de voorzieningenrechter was wel gesteld dat klager al op 25 augustus 2010 was gewaarschuwd maar, omdat die stelling niet met enig stuk was onderbouwd, achtte de voorzieningenrechter dat onvoldoende aannemelijk. Nu die brief wel is overgelegd, acht de voorzitter het aannemelijk dat klager tijdig op de hoogte was van de op handen zijnde ontruiming. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat na het verzenden van een brief de ontruiming op verzoek van de opdrachtgever ook nog bij exploot werd aangezegd. Bij de betekening van de aanzegging kan de gerechtsdeurwaarder proberen nog eens contact te leggen met de schuldenaar over de ophanden zijnde ontruiming. Het aanzeggen bij exploot een dag voor de ontruiming is volgens de voorzitter in het licht van het voorgaande niet tuchtrechtelijk laakbaar.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Wat door klager in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak. Dat de voorzitter klager niet op het verweer van de gerechtsdeurwaarder heeft gehoord, is gebruikelijk in de door de Kamer gevolgde procedure. De Kamer heeft onvoldoende reden om aan te nemen dat de bedoelde brief door de gerechtsdeurwaarder niet is verzonden. De ontruiming is derhalve tijdig aan klager aangezegd.

6.2 Ten overvloede overweegt de kamer dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor een aanzegging aan degene die daartoe veroordeeld is, van dag en uur waarop de ontruiming zal plaatsvinden.

6.3 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.