ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0677 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet157.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0677
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet157.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Geldboete van de derde categorie
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Beslag met gerechtelijke bewaring. De Kamer is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. De gerechtsdeurwaarders hebben de stellingen van klaagster onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen om, bijvoorbeeld door overlegging van afschriften van de exploten uit hun register, meer inzage te geven over wat er precies in beslag is genomen en in gerechtelijke bewaring is gegeven. Van een zorgvuldig bewaarder, voor wiens handelen de gerechtsdeurwaarder jegens de geëxecuteerde verantwoordelijk is, mag worden verwacht dat de beëindiging van de bewaring en de teruggaaf in goede staat van de in bewaring gegeven zaken, schriftelijk wordt vastgelegd. Het verzet en de klacht worden gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarders wordt de maatregel van een geldboete opgelegd. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 157.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 15 februari 2011 (zaaknummer 766.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht. Bij brief van 22 februari 2011 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 8 maart 2011 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011 waarbij klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarders hebben de secretaris van de Kamer telefonisch laten weten niet te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 juli 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De voorzitter is er ten onrechte van uitgegaan dat de stelling van de gerechtsdeurwaarders, dat alle in beslag genomen zaken aan haar zijn teruggeven, juist is, omdat dit zou blijken uit een verklaring van een werknemer die destijds werkzaam was bij de bewaarder. Klaagster blijft bij haar stelling dat zij de roerende zaken die in beslag zijn genomen, met uitzondering van de auto en de kachel, niet heeft teruggekregen. De gerechtsdeurwaarders hebben van de ontvangst door klaagster van de zaken geen deugdelijk bewijs overgelegd, bijvoorbeeld een door haar ondertekend bewijs van ontvangst. Bovendien is het bijzonder dat de zaken eerder zouden zijn teruggegeven dan dat de schuld was afbetaald en was de betreffende werknemer die de verklaring heeft opgesteld slechts chauffeur. Klaagster heeft in haar klacht eraan gerefereerd dat dezelfde persoon zowel eigenaar van de bewaarder is geweest als van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Klaagster vermoedt nog steeds dat de zaken zijn geveild.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klaagster verwijt het kantoor van de gerechtsdeurwaarders, kort samengevat, dat dit, nadat een betalingsregeling is nagekomen, in beslaggenomen zaken die in gerechtelijke bewaring waren gegeven niet aan haar heeft geretourneerd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders niet in strijd hebben gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter was van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Ook al omdat de gerechtsdeurwaarders in hun verweer tegen de klacht niet hebben gemeld tegen wie de klacht gericht dient te worden geacht en zij in verzet geen verweer hebben gevoerd, is de Kamer van oordeel dat de klacht beschouwd moet worden te zijn gericht tegen de aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders die als standplaats [     ] hebben, nu de ambtshandelingen daar zijn verricht. In de aanvang van deze beschikking is daarmee reeds rekening gehouden. De in de aanhef van de voorzittersbeslissing vermelde gerechtsdeurwaarders [     ] en [     ], hebben respectievelijk als standplaats [     ] en [     ] en zijn daar dus ten onrechte vermeld.

6.2 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. Het verzet is daarom gegrond.

6.3 Klaagster heeft gesteld dat de zaken die volgens de gerechtsdeurwaarders aan haar zouden zijn afgegeven, niet door haar in ontvangst zijn genomen. De gerechtsdeurwaarders hebben dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen om, bijvoorbeeld door overlegging van afschriften van de exploten uit hun register, meer inzage te geven over wat er precies in beslag is genomen en in gerechtelijke bewaring is gegeven. Van een zorgvuldig bewaarder, voor wiens handelen de gerechtsdeurwaarder jegens de geëxecuteerde verantwoordelijk is, mag worden verwacht dat de beëindiging van de bewaring en de teruggaaf in goede staat van de in bewaring gegeven zaken, schriftelijk wordt vastgelegd. Een dergelijke vastlegging is evenmin overgelegd. De weinig gespecificeerde – en bijna 5 jaar na de beweerde teruggaaf opgemaakte – schriftelijke verklaring van een ex-werknemer van de voormalige bewaarder van de zaken is onvoldoende om de beweringen van klaagster te weerleggen. De Kamer acht de klacht daarom gegrond.

6.4 Gelet op de ernst van de gedraging acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-                     verklaart de klacht alsnog gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarders ieder een geldboete op van € 1.750,00.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W. Inden en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.