ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0676 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet155.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0676
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet155.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 8 februari 2011 met nummer 886.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 155.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissing heeft de voorzitter beslist op de op 16 december 2010 ingediende klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder.

De beslissing van de voorzitter is bij brief van 22 februari 2011 aan klager verzonden. Op 5 maart 2011 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de door de gerechtsdeurwaarder bij het verweerschrift gezonden stukken zijn standpunt onderschrijft dat zijn dossier onzorgvuldig is behandeld op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en waardoor onnodig kosten zijn gemaakt. Voorts beklaagt hij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder enkel de kosten van de sleutelmaker heeft vergoed, maar niet de gevolgschade, die hij begroot op € 234,00.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder een aantal malen de naam van de executant in exploten verkeerd heeft gespeld. Klager is voorts van oordeel dat een betalingsregeling door toedoen van de gerechtsdeurwaarder niet tot stand is gekomen en dat de gerechtsdeurwaarder er bewust naar heeft gestreefd om hem op kosten te jagen. Klager acht dit alles onzorgvuldig.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bij de executie fouten heeft gemaakt. Weliswaar heeft de gerechtsdeurwaarder de naam van de executant in de stukken een aantal malen verkeerd gespeld, maar die fout is hersteld doordat een herstelexploot is uitgebracht. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

4.3 Niet gebleken is dat klager heeft voldaan aan het herhaalde verzoek van de gerechtsdeurwaarder om zijn betalingsvoorstel te onderbouwen met bewijsstukken van zijn inkomsten en uitgaven. Daardoor kon de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder met een betalingsregeling niet akkoord gaan. Dat klager betalingen heeft aangeboden was voor de opdrachtgever kennelijk niet voldoende.

Een betalingsregeling komt alleen met instemming van een schuldeiser tot stand. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat diens opdrachtgever geen aanleiding zag om de executie te schorsen en de gerechtsdeurwaarder nadrukkelijk heeft opgedragen over te gaan tot beslaglegging. De gerechtsdeurwaarder heeft klager daarvan ook op de hoogte gesteld, zoals blijkt uit de brieven van 9 november en 1 december 2010.

4.4 Klager heeft zich het meest geërgerd aan de gang van zaken rond de beslaglegging op 9 december 2010. Bij brief van 18 november 2010 had de gerechtsdeurwaarder aangekondigd dat als klager op 9 december 2010 niet aanwezig zou zijn, hij een tweede keer zou terugkomen in aanwezigheid van de politie en een slotenmaker. Volgens klager mocht hij er daardoor van uitgaan dat zijn afwezigheid op 9 december 2010 geen kosten met zich zou brengen, omdat hij bij een volgende keer ervoor kon zorgen wel aanwezig te zijn. De gerechtsdeurwaarder is echter direct al op 9 december 2010 verschenen met een slotenmaker. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de brief van 18 november 2010 wellicht enige onduidelijkheid bij klager veroorzaakt kan hebben. Om die reden heeft de gerechtsdeurwaarder de kosten van de slotenmaker gecrediteerd. De inhoud van de brief van 18 november 2010 is in ieder geval niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

4.5 Niet gebleken is dat klager vooraf heeft gevraagd op welk tijdstip de beslaglegging zou plaatsvinden. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder in dat geval niet bereid zou zijn om een indicatie te geven van het tijdstip indien dat mogelijk was. Terecht heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat het aankondigen van een beslag op zich geen voorschrift is en dat klager er evenmin recht op had dat het beslag op een bepaald tijdstip zou worden gelegd.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat mede doordat klager, ondanks dat hij hierom is verzocht, geen inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie, nog geen betalingsregeling tot stand is gekomen. Voorts heeft hij toegelicht dat in een aan klager gezonden brief van 18 november 2010 weliswaar ten onrechte is opgenomen dat de volgende keer een slotenmaker zou worden ingeschakeld, maar dat dit is gecorrigeerd bij brief van 12 december 2010. De kosten van de slotenmaker zijn uit coulance door de gerechtsdeurwaarder betaald. Klager onderbouwt de door hem gestelde gevolgschade op geen enkele wijze.

6.2       Gelet op vorenstaande werpen de door klager in verzet aangevoerde gronden naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. H.M. Patijn en M. Colijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.