ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0673 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet127.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0673
Datum uitspraak: 12-07-2011
Datum publicatie: 26-09-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet127.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 juli 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 1 februari 2011 met nummer 819.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 127.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissing heeft de voorzitter beslist op de op 11 november 2010 ingediende klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder.

De beslissing van de voorzitter is bij brief van 14 februari 2011 aan klager verzonden. Op 23 februari 2011 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte heeft vermeld dat hij zwervende zou zijn geweest. Voorts stelt klager dat hij gelet op zijn financiële situatie niet in staat is tot betaling van enig bedrag. Klager heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de gerechtsdeurwaarder onfris handelt klachten van anderen bijgevoegd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat  de gerechtsdeurwaarder het vonnis ten onrechte executeert, omdat klager al ongeveer dertien jaar niets meer van de gerechtsdeurwaarder heeft vernomen, de vordering verjaard is en de gerechtsdeurwaarder de vordering heeft gekocht, hetgeen niet is toegestaan. 

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

4.2 Daarvan is geen sprake. Aan de gerechtsdeurwaarder is een rechtgeldig vonnis ter executie in handen gegeven. Bij de beoordeling van deze klacht geldt als uitgangspunt dat volgens artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder, behalve de in dit artikel genoemde uitzonderingen die hier niet van toepassing zijn, altijd verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Op het moment dat een gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling, bijvoorbeeld tot betekening van een vonnis, ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling.

4.3 Het betreft hier voorts een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en wellicht de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.4 Een betalingsregeling komt alleen tot stand met instemming van de schuldeiser. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat niet met een lager bedrag dan € 15,00 per maand akkoord is gegaan.

4.5 Klager heeft nog aangevoerd dat hij van mening is, al weet hij dat niet zeker, dat de gerechtsdeurwaarder deze vordering heeft gekocht. De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen aangevoerd dat hij slechts opdracht heeft ontvangen tot incasso van de vordering. Hij heeft ter ondersteuning van dit standpunt een brief van zijn opdrachtgever overgelegd waarbij aan hem de opdracht tot incasso is verleend. Niet gebleken is dan ook dat de gerechtsdeurwaarder in strijd met de tuchtrechtelijke norm handelt door deze vordering te incasseren doordat niet gebleken is dat hij deze vordering op ontoelaatbare wijze heeft verkregen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat ten onrechte is aangenomen dat klager zwervende is geweest. Dat deze vergissing is gemaakt is betreurenswaardig, maar niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder daardoor tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

6.2       De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuwe licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht, en bieden evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen.  Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. H.M. Patijn en M. Colijn , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.