ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0656 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet804.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0656
Datum uitspraak: 21-06-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet804.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 juni 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 804.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 19 oktober 2010 (zaaknummer 518.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 25 oktober 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 4 november 2010 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift zou behandeld worden ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011. Omdat aan klager een brief met verkeerde inhoud was verstuurd met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzet en klager niet verschenen was, is de behandeling nader bepaald op 10 mei 2011, alwaar partijen zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 juni 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Ten onrechte heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd voor kosten die hij niet aan klager in rekening kon brengen. Het beslag was disproportioneel.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze voor een door klager betwist bedrag aan kosten beslag heeft gelegd. Het betwiste bedrag betreft verdeelkosten gemaakt door een door de gerechtsdeurwaarder ingeschakelde collega waarvoor de gerechtsdeurwaarder klager niet heeft gefactureerd en die daarom niet aan klager in rekening gebracht mogen worden. Het beslag is daardoor onrechtmatig een ook buitensporig. Voorts verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze zijn klacht niet heeft beantwoord.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Het verzet is dan ook ongegrond. Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de betwiste kosten heeft ingenomen, zoals ook verwoord in zijn brief van 2 april 2010 als antwoord op de klacht die klager bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft ingediend, is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

6.2 Met een beroep op artikel 9 lid 3 van het Besluit tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders (Btag) meent klager recht te hebben op toezending van een factuur, aangaande de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten. Dit artikel ziet op de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte verschotten en alleen op die kosten, waarvan de hoogte niet bij wettelijk voorschrift is vastgesteld. De kosten in het onderhavige geval zien op de kosten in het kader van een ten laste van klager gelegd derdenbeslag. Deze kosten staan omschreven in artikel 434 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering met een verwijzing naar artikel 3 van het Btag. Anders gezegd, het handelt hier niet over de kosten waarvan de hoogte niet bij wettelijke voorschrift is vastgesteld. Voor deze kosten behoeft de gerechtsdeurwaarder dus geen factuur aan klager te verstrekken.

6.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.