ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0651 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet42.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0651
Datum uitspraak: 21-06-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet42.2011
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Uitvoeren incassowerkzaamheden. Verzet gegrond en de beslissing van de voorzitter wordt vernietigd. De klacht wordt ongegrond verklaard. Het is de gerechtsdeurwaarder, naast ambtshandelingen, toegestaan andere werkzaamheden te verrichten. Onder meer is het de gerechtsdeurwaarder toegestaan om gelden voor derden te “incasseren”. Bij het uitvoeren van die incassowerkzaamheden hoeft een gerechtsdeurwaarder niet kenbaar te maken dat hij geen hem bij wet exclusief toebedeelde werkzaamheden verricht. Het is immers niet zo dat een gerechtsdeurwaarder bij het uitvoeren van die werkzaamheden geen gerechtsdeurwaarder is.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 juni 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 42.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 7 december 2010 (zaaknummer 685.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 5 januari 2011 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij faxbrief gedateerd op 14 januari 2011 en ontvangen op 17 januari 2011 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 mei 2011 waarbij klaagster en de gemachtigde zijn verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet in staat te zijn te verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 juni 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De inhoud van de klacht is verkeerd opgevat. Het gaat erom dat de gerechtsdeurwaarder bij de uitvoering van incassowerkzaamheden zich ten onrechte als gerechtsdeurwaarder heeft gepresenteerd. Hier is de voorzitter niet op ingegaan. De sommatie door de incassopraktijk van de gerechtsdeurwaarder is ten onrechte gesteld op briefpapier van de gerechtsdeurwaarder.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze ten onrechte met een sommatiebrief van 13 september 2010 de indruk heeft gewekt dat de vordering al aan hem in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder was overgedragen, terwijl de vordering zich nog in het incassostadium bevond, welke vordering overigens door klaagster was betwist, en dat op de brief elke verwijzing naar het incassokantoor van de gerechtsdeurwaarder ontbreekt.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer is van oordeel dat de klacht door de voorzitter inderdaad verkeerd is opgevat, omdat de voorzitter de klacht in hoofdzaak heeft betrokken op het betekenen van het sommatie exploot en de klacht daartegen niet is gericht. Het verzet is dan ook gegrond en de beslissing van de voorzitter wordt vernietigd.

6.2 De Kamer acht de klacht echter ongegrond. Krachtens artikel 20 lid 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) is het de gerechtsdeurwaarder toegestaan andere werkzaamheden, naast de ambtshandelingen als bedoeld in artikel 2 Gdw, te verrichten, voor zover deze de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, niet schaadt of belemmert.

6.3 Ingevolge artikel 20 lid 3 onder c Gdw is het de gerechtsdeurwaarder onder meer toegestaan om gelden voor derden te innen, hetgeen gelijk te stellen is met “incasseren”. In deze zaak staat vast dat de gerechtsdeurwaarder niet ten behoeve van zichzelf maar ten behoeve van een derde heeft gehandeld. Aldus heeft de gerechtsdeurwaarder gehandeld zoals het hem volgens de wet is toegestaan. De gerechtsdeurwaarder was dus bevoegd tot de incasso en tot het zenden van een aanmaningsbrief en/of het uitbrengen van het sommatie exploot.

6.4 Bij het uitvoeren van die incassowerkzaamheden hoeft een gerechtsdeurwaarder niet kenbaar te maken dat hij geen hem bij wet exclusief toebedeelde werkzaamheden verrichtte. Het is immers niet zo dat een gerechtsdeurwaarder bij het uitvoeren van die werkzaamheden geen gerechtsdeurwaarder is. Dat ook anderen – die geen gerechtsdeurwaarder zijn – die werkzaamheden uit kunnen oefenen maakt het vorenstaande niet anders.

6.5 Daar komt bij dat een aankondiging tot het nemen van rechtsmaatregelen, zoals vervat in de sommatiebrief van de gerechtsdeurwaarder van 13 september 2010, krachtens de bepalingen van het Burgerlijk wetboek als vereiste is voorgeschreven. Dit dient om te voorkomen dat een schuldenaar rauwelijks zou worden gedagvaard. Als een incassotraject geheel door een gerechtsdeurwaarder wordt uitgevoerd, gaat de incassofase vloeiend over in een gerechtelijke fase. Ook in dat licht zou een verplichting voor de gerechtsdeurwaarder zich in beide fasen verschillend te presenteren gekunsteld zijn.

6.6 De gerechtsdeurwaarder hoeft dus niet kenbaar te maken of hij optreedt in het kader van incassowerkzaamheden of in het kader van hem bij wet opgedragen werkzaamheden. Omgekeerd mag een incassobureau zich echter, gelet op de bescherming van de titel van gerechtsdeurwaarder, niet in deze laatste hoedanigheid presenteren.

6.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.