ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0650 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW697.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0650
Datum uitspraak: 21-06-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDW697.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Ten onrechte doorbetalen geïnde alimentatie. Geen consistent verweer. Erkend wordt dat het bedrag per abuis is doorbetaald op grond van de uitspraak van het Gerechtshof. Deze erkenning is in strijd met het in het verweerschrift ingenomen standpunt. Ook op de zitting is naar dat standpunt verwezen, maar is ook toegegeven dat het niet de bedoeling was het bedrag door te betalen. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor handelingen van zijn medewerkers. Het feit dat er twee verschillende afdelingen met deze zaak bezig waren maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder geen verwijt te maken valt van de doorbetaling. Klacht gegrond, geen maatregel opgelegd. Geen sprake van g rote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 21 juni 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 697.2010 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 28 september 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 25 oktober 2010 is het aangehechte verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Van klager zijn op 1 maart 2011nog stukken ontvangen en van de gerechtsdeurwaarder op 10 mei 2010 een aanvullend verweerschrift. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 mei 2011 alwaar partijen zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 juni 2011.

1.      De feiten

-          Op 2 november 2000 is door de Rechtbank te [     ] de echtscheiding tussen klager en zijn vrouw uitgesproken. De gevolgen van de echtscheiding waren geregeld in een echtscheidingsconvenant, waarbij klager zich heeft verplicht tot betaling van een bedrag van € 1.087,07 per maand.

-          De gerechtsdeurwaarder is door klagers ex-echtgenote belast met de inning van de alimentatie. In dat kader is loonbeslag gelegd onder klagers werkgever.

-          Bij brief van 19 januari 2010 heeft klager de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat hij in verband met een ernstige ziekte vanaf 4 januari 2010 een IVA-uitkering ontvangt. Daarbij heeft hij meegedeeld dat hij de verschuldigde alimentatie voortaan vrijwillig zou storten. Hij heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht die bedragen vooralsnog in depot te houden in afwachting van een beslissing op het door hem ingestelde hoger beroep.

-          Bij brief van 16 april 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager meegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord gaat met klagers voorstel omtrent de betalingen.

-          Bij beschikking van 3 juni 2010 heeft het Gerechtshof te [     ] de beschikking van de Rechtbank gewijzigd in die zin dat de bijdrage van de man aan het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 7 januari 2009 is verlaagd. Daarbij is overwogen dat de vanaf september 2009 door klager gestorte gelden aan partneralimentatie nog niet zijn doorbetaald aan zijn ex-echtgenote en dat daarom terugbetaling daarvan door zijn ex-echtgenote niet kan worden gelast.

-          Voormelde beschikking is door klagers advocaat bij brief van 4 juni 2010 aan de gerechtsdeurwaarder gezonden met het verzoek het resterende van wat klager onverschuldigd heeft betaald te restitueren aan diens advocaat.

-          Bij brief van 14 juni 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager een berekening gezonden waaruit blijkt dat door de ex-echtgenote in totaal een bedrag van € 14.923,63 te veel is ontvangen.

-          Aan de opdrachtgever is bij brief van gelijke datum een gelijkluidende opgave gedaan. Daarbij is vermeld dat de deurwaarder nog een bedrag van € 2.236,73 in kas had, is voorgesteld dit bedrag te retourneren aan de werkgever van klager en is meegedeeld dat het beslag was beëindigd.

-          Op 15 juni 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de opdrachtgever gemeld dat een bedrag van € 1.000,00 zal worden betaald, behoudens andersluidende instructies.

-          Bij brief van 1 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder aan zijn opdrachtgever meegedeeld dat tot zijn grote schrik is geconstateerd dat per 15 juni 2010 toch nog een tussentijdse afdracht is gedaan van € 1.000,00 aan de opdrachtgever. Op grond van het arrest van het Gerechtshof was dat ten onrechte, aldus de gerechtsdeurwaarder in die brief.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

-          de van klager geïnde alimentatie ten onrechte heeft doorbetaald en niet in depot heeft gehouden, in het bijzonder het bedrag van € 1.000,00;

-          weigert het te veel ingehoudene aan hem te restitueren;

-          slecht communiceert waardoor de fout is ontstaan en dat hij de fout ook heeft verzwegen;

-          geen reactie geeft op een brief van 31 augustus 2010 van de advocaat van klager met betrekking tot de dossierkosten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de betaling van € 1.000,00 niet foutief is geweest en hij niets verkeerds heeft gedaan. Klager dient een vordering wegens onverschuldigde betaling in te dienen bij zijn ex-echtgenote, welke de gelden heeft ontvangen. Op het moment van ontvangst bij de gerechtsdeurwaarder waren de gelden voor haar bestemd en deze zijn dus terecht afgedragen. De beslissing van de rechtbank houdt geen terugbetalingsplicht in, dus restitutie van het bedrag van € 1.000,00 zou op vrijwillige basis zijn. Er is wel adequaat informatie verschaft en de brieven van de advocaat van klager zijn beantwoord. Met betrekking tot de dossierkosten is hij geen verantwoording verschuldigd aan de advocaat van klager. Die kosten bestaan uit € 71,86 wegens afwikkeling derdenbeslag en € 45,00 wegens dossierkosten. De opdrachtgever heeft de eindafrekening zonder protest aanvaard.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 In de brief van 5 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder toegegeven dat het bedrag van € 1.000,00 per abuis is doorbetaald op grond van de uitspraak van het Gerechtshof. Deze erkenning is in strijd met het in het verweerschrift ingenomen standpunt. Ook op de zitting is naar dat standpunt verwezen, maar is ook toegegeven dat het niet de bedoeling was het bedrag door te betalen. De Kamer acht dit verweer niet consistent. De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk voor handelingen van zijn medewerkers. Het feit dat er twee verschillende afdelingen met deze zaak bezig waren maakt niet dat de gerechtsdeurwaarder geen verwijt te maken valt van de doorbetaling. De Kamer acht de klacht op dit onderdeel dan ook gegrond.

4.3 De Kamer ziet geen aanleiding een maatregel op te leggen, omdat niet gebleken is dat sprake is geweest van g rote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in.

4.4 Voor het overige is niet gebleken dat het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder in deze zaak heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen in strijd zijn met de tuchtrechtelijke norm.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.