ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0647 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet88.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0647
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet88.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is van oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet in stand kan blijven. Het beslag op de onroerende zaak van klager is, nadat de vordering was voldaan, van juni 2009 tot 4 oktober 2010 onnodig blijven liggen. Dat is onzorgvuldig en tuchtrechtelijk laakbaar. Dat klager is meegedeeld dat hij schriftelijk om opheffing van het beslag diende te vragen, is betwist en niet vast komen te staan. Nog los daarvan valt niet in te zien op welke grond klager daarom moet vragen. Het initiatief had van de gerechtsdeurwaarder uit moeten gaan. Klacht gegrond verklaard, maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 juni 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 88.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 18 januari 2011 (zaaknummer 750.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 26 januari 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 31 januari 2011, ingekomen op 2 februari 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 april 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 juni 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Klager heeft nimmer bericht gehad van de gerechtsdeurwaarder dat hij schriftelijk om opheffing van het gelegde beslag diende te vragen. Klager heeft op 27 mei 2009 contact gehad met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder over het restant verschuldigde. Klager heeft dat bedrag direct overgemaakt. Klager heeft toen verzocht of het beslag kon worden opgeheven waarop werd geantwoord dat zoiets bij het betalen van de laatste termijn automatisch gaat. Het beslag ging er maar niet af waardoor een door klager aangevraagd krediet door de Bank werd afgewezen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze zich niet aan zijn toezegging heeft gehouden het beslag op te heffen nadat de laatste termijn in 2009 is betaald. Klager wordt hierdoor gedupeerd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat volgens de gerechtsdeurwaarder met klager is afgesproken dat als hij de laatste termijn betaald zou hebben, hij schriftelijk om opheffing zou vragen. Aan klager is dit diverse malen schriftelijk meegedeeld. Klager heeft pas op 4 oktober 2010 contact opgenomen. Op die dag is het beslag meteen opgeheven. Gelet op dit verweer is de enkele stelling van klager niet voldoende om klachtwaardig handelen te kunnen vaststellen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover de klager in verzet aangevoerde gronden nieuwe punten betreffen die niet in de inleidende klacht zijn aangevoerd, kunnen die niet voor het eerst in verzet worden gedaan en worden deze buiten beoordeling gelaten.

6.2 Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat het beslag had moeten worden opgeheven na ontvangst van de laatste betaling. In een dergelijk geval wordt dan met de opdrachtgever afgerekend, waarna het beslag wordt opgeheven. Wanneer de laatste betaling exact heeft plaatsgevonden valt door de Kamer niet vast te stellen maar niet weersproken is dat klager omstreeks 27 mei 2009 contact heeft opgenomen met de mededeling dat hij het restant verschuldigde aan de gerechtsdeurwaarder zou voldoen. Evenmin is weersproken de in het verzetschrift door klager opgeworpen stelling dat hij dat bedrag direct heeft overgemaakt.

6.3 Mede gezien voormelde erkenning van de gerechtsdeurwaarder houdt het voorgaande in dat het beslag op de onroerende zaak van klager van juni 2009 tot 4 oktober 2010 onnodig is blijven liggen. Dat is onzorgvuldig en tuchtrechtelijk laakbaar. Dat klager is meegedeeld dat hij schriftelijk om opheffing van het beslag diende te vragen, is betwist en niet vast komen te staan. Nog los daarvan valt niet in te zien op welke grond klager daarom moet vragen. Het initiatief had van de gerechtsdeurwaarder uit moeten gaan.

6.4 De beslissing van de voorzitter kan op grond van het voorgaande niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. De klacht dat het beslag niet tijdig is opgeheven dient gegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        leg aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. A.W.J. Ros en J.J.L. Boudewijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.