ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0646 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet54.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0646
Datum uitspraak: 07-06-2011
Datum publicatie: 05-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet54.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer verklaart het verzet ongegrond. Geen sprake van nieuw feit waarover opnieuw kan worden geklaagd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 juni 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 54.2011 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 14 december 2010 (zaaknummer 718.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 5 januari 2011 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 13 januari 2011 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 april 2011 waar klager en de gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 juni 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter en dat hij zijn inleidende klacht handhaaft.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat deze steeds meer kosten in rekening brengt dan de aflossing. Klager verwijst naar de brieven (waarmee kennelijk wordt bedoeld de door klager overgelegde exploten) van 21 september 2010 (waarmee beslag is gelegd ten laste van klager) en 4 oktober 2010 (de betekening van het proces-verbaal van het op 21 september 2010 gelegde beslag aan klager).

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat op 18 maart 2008 en op 12 oktober 2010 klachten van klager tegen de gerechtdeurwaarders door de voorzitter van deze Kamer kennelijk ongegrond zijn verklaard (zaaknummers 63.2008 en 563.2010). De gerechtsdeurwaarders hebben terecht gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klachten die in de eerdere procedures (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde zijn gesteld. Klager kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de Kamer voorleggen. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De zaak met nummer 63.2008 betrof hetzelfde dossier als waarin klager de klacht in de zaak met nummer 718.2010 heeft ingediend. De gerechtsdeurwaarders hebben één zaak op klager in behandeling. Het betreft een vordering van [     ] B.V. in welke zaak een vonnis ten nadele van klager is gewezen. In die zaak hebben de gerechtsdeurwaarders een aantal beslagen gelegd. Het betrof een beslag onder een bank waardoor ook de rekening werd getroffen waarop uitsluitend de uitkering van klager werd gestort. De door dat beslag getroffen gelden hebben de gerechtsdeurwaarders aan klager terugbetaald. Omdat klager vervolgens weigerde te betalen hebben de gerechtsdeurwaarders opnieuw onderzoek gedaan naar de inkomenspositie van klager en beslag op zijn uitkering gelegd. Het beslag is ter verdeling ingediend bij een collega die eerder ten laste van klager beslag had gelegd. De klacht in de zaak met 63.2010 betrof onder meer het feit dat klager van mening was dat er nodeloos kosten werden gemaakt. De klacht is door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing geen verzet ingesteld.

6.2 In de zaak met nummer 563.2010 heeft klager wederom een klacht ingediend in hetzelfde dossier als waarin klager de klacht in de zaak met nummer 718.2010 heeft ingediend. In die zaak was klager het niet eens met een door de gerechtdeurwaarder onder de Bank gelegde beslag. Dit beslag betrof hetzelfde beslag onder de bank waarover klager in de zaak met 718.2010 een klacht heeft ingediend. Uit de zaak met nummer 563.2010 blijkt dat het beslag door de gerechtsdeurwaarders was gelegd omdat de uitkering van klager, waarop eerder beslag was gelegd, was beëindigd. Die klacht is door de voorzitter als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Een door klager tegen die beslissing ingesteld verzet is door de Kamer bij beslissing van 10 mei 2011 ongegrond verklaard (zaaknummer 41.2011).

6.3 Uit het voorgaande volgt dat het één zaak betreft die de gerechtsdeurwaarders op klager in handen hebben. De enige handeling die de gerechtsdeurwaarders sedert de vorige klachtbehandeling hebben verricht, is het leggen van volgend beslag op het moment dat klager niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. Dat maakt nog niet dat er sprake is van een nieuw feit waarover opnieuw kan worden geklaagd. Het gaat klager immers om de beweerde zinloosheid van welk beslag dan ook. In zoverre moet het nieuwe beslag met eerdere beslagen worden vereenzelvigd.

6.4 De conclusie is dat de voorzitter klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard is zijn klacht. Er zijn geen nieuwe omstandigheden door klager aangevoerd die maken dat klager wel in zijn klacht had kunnen worden ontvangen. De beslissing van de voorzitter kan in stand blijven en het verzet van klager dient ongegrond te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. A.W.J. Ros en M.J-M.L. Baudoin leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.