ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0640 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet93.2011

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0640
Datum uitspraak: 31-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet93.2011
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:     De voorzitter is ten onrechte niet ingegaan op klaagsters herhaaldelijk gedane mededeling dat de gerechtsdeurwaarder geen opdracht had ontvangen tot het innen van de vordering. Een gerechtsdeurwaarder is niet verplicht om een opdracht tot dagvaarding over te leggen indien daarom wordt gevraagd. Verzet gegrond, beslissing van de voorzitter vernietigd, klacht opnieuw ongegrond.    

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 december 2010 met nummer 737.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 93.2011 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissing heeft de voorzitter beslist op de op 12 oktober 2010 ingediende klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder.

De beslissing van de voorzitter is bij brief van 18 januari 2011 aan klaagster verzonden. Op 1 februari 2011 is het verzetschrift van klaagster tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Klaagster heeft voor aanvang van de behandeling ter openbare terechtzitting van

19 april 2011, per e-mail meegedeeld dat zij niet kon verschijnen en om aanhouding van de behandeling verzocht. Vervolgens is het verzetschrift behandeld. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De gronden van het verzet

Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat zij het betreurt dat de voorzitter enkel is ingegaan op de over en weer gevoerde correspondentie en contacten en dat niet inhoudelijk is gereageerd op haar klacht dat de gerechtsdeurwaarder volgens haar niet handelt in opdracht van [     ]. De gerechtsdeurwaarder heeft haar daarvan desgevraagd nimmer een bewijsstuk verstrekt.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster – kort samengevat - en in hoofdzaak dat de gerechtsdeurwaarder nodeloos kosten heeft veroorzaakt. Klaagster stelt dat zij de gerechtsdeurwaarder op 16 oktober 2009 telefonisch heeft benaderd, in dat gesprek de vordering heeft bestreden en heeft gemeld dat zij geen bewijsstukken heeft ontvangen van de vordering. Voorts stelt zij dat zij begin januari 2010 schriftelijk bezwaar heeft gemaakt en opnieuw telefonisch contact heeft opgenomen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Er is toen met geen woord gerept over het uitbrengen van een dagvaarding. Klaagster heeft in die periode ook telefonisch aan de gerechtsdeurwaarder gemeld dat zij langere tijd op het door haar opgegeven adres van haar moeder zou verblijven. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding op klaagsters adres uitgebracht. Klaagster vindt het onterecht dat zij is veroordeeld, omdat zij pas een week nadat de rolzitting had plaatsgevonden van de dagvaarding op de hoogte is geraakt. Klaagster stelt dat de opdrachtgever haar desgevraagd heeft gemeld dat deze geen vordering op haar heeft, zij heeft dit aan de gerechtsdeurwaarder gemeld maar die doet daar niets mee en troggelt op frauduleuze wijze geld van haar af.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

‘4.2 Daarvan is geen sprake. Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen zijn niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Niet gebleken(is) dat klaagster begin 2010 met de gerechtsdeurwaarder contact heeft opgenomen. De gerechtsdeurwaarder is niet bekend met een brief noch met een telefoontje. Klaagster heeft ook geen kopie van die brief overgelegd. In dat geval had de gerechtsdeurwaarder overigens niet meer behoeven te doen dan commentaar vragen van de opdrachtgever. Ook in dat geval had hij op grond van zijn ministerieplicht de dagvaarding moeten uitbrengen indien hij daartoe de opdracht kreeg. De dagvaarding is rechtsgeldig betekend op het adres van klaagster. Dat zij deze niet tijdig heeft ontvangen omdat zij tijdelijk elders verbleef komt voor haar risico evenals het feit dat zij bij verstek is veroordeeld en geen verweer heeft gevoerd, dan wel verzet heeft ingesteld.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       Klaagster deelt in haar e-mail van 19 april 2011 slechts mee dat zij wegens onvoorzienbare omstandigheden niet bij de behandeling van het verzet aanwezig kan zijn. Zij heeft desgevraagd niet nader toegelicht wat de redenen van haar verzoek tot aanhouding van de behandeling zijn. Gelet hierop en op de in het dossier aanwezige stukken heeft de Kamer besloten het verzoek tot aanhouding niet te honoreren.

6.2       De Kamer stelt vast dat de voorzitter niet is ingegaan op klaagsters herhaaldelijk gedane mededeling dat de gerechtsdeurwaarder geen opdracht van [     ] had ontvangen tot het innen van een vordering op haar. Gelet daarop zal het verzet gegrond worden verklaard en de beschikking van de voorzitter zal worden vernietigd. Hierna komt de Kamer toe aan de behandeling van de klacht.

6.3       Een gerechtsdeurwaarder is niet verplicht om een opdracht tot dagvaarding te overleggen indien een gedaagde daarom verzoekt. Weliswaar zou het gelet op de uitvoerige betwisting van de vordering en van de opdracht door klaagster, in de rede hebben gelegen als dat in dit geval eerder was gebeurd, maar niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld door eerst tijdens de zitting van 19 april 2011 een kopie van de opdracht te overleggen.

6.4       Klaagster heeft in verzet een brief aan [     ] van 27 januari 2010 ingezonden. Uit die brief blijkt niet dat zij omstreeks die tijd ook een brief aan de gerechtsdeurwaarder heeft gestuurd. Van laatstgenoemde brief heeft klaagster ook in verzet geen kopie ingezonden. Mede gelet op de betwisting door de gerechtsdeurwaarder van de ontvangst van een brief van klaagster kan op dat punt dan ook geen klachtwaardig handelen worden vastgesteld.

6.5       Voor het overige verenigt de Kamer zich met de hiervoor onder punt 5 aangehaalde overweging van de Voorzitter die zij tot de hare maakt. Vorenstaande betekent dat de klacht opnieuw ongegrond zal worden verklaard.

7. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter van 28 december 2010;

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, voorzitter, mr. H.M. Patijn en

J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.