ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0637 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW797.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0637
Datum uitspraak: 31-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDW797.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft een tweetal dagvaardingen uitgebracht waarin ten onrechte is vermeld dat klaagster geen juridisch relevant verweer tegen de vordering heeft gevoerd (substantiëringsplicht). Bij het uitreiken van de dagvaardingen zijn deze fouten niet opgemerkt. Klacht gegrond verklaard  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 797.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ],

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 9 november 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 6 december 2010 is het aangehechte verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 april 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1. De feiten

Een medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft een tweetal dagvaardingen tegen klaagster opgesteld en aan haar betekend. In deze dagvaardingen is ten onrechte vermeld dat door klaagster geen juridisch relevant verweer tegen de vordering is gevoerd. De betrokken medewerker heeft ten onrechte het dagvaardingsmodel voor een onbetwiste vordering gebruikt en heeft zich geen rekenschap gegeven van de reeds bekende bezwaren van klaagster. Bij het uitreiken van de dagvaardingen zijn de gemaakte fouten niet opgemerkt.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat en in hoofdzaak - dat deze in strijd heeft gehandeld met de artikelen 1, 2 en 4 van de Verordening beroeps- en gedragsregels. Zij is van mening dat er sprake is van een structurele fout omdat ook in de tweede dagvaarding van dezelfde datum, maar een andere schuldeiser betreffend, dezelfde fout is gemaakt. De gerechtsdeurwaarder was bekend met haar verweer van 27 juli en 11 augustus 2010. Klaagster heeft een dossier ter beschikking gesteld aan de gerechtsdeurwaarder van meer dan 100 documenten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder erkent dat niet is voldaan aan de substantiëringsplicht. Hij heeft hiervoor zijn verontschuldigingen aangeboden. Als de klacht voor de eerst dienende dag was ontvangen, dan had hij de dagvaarding ingetrokken en een nieuwe - correcte - uitgebracht. Echter toen de klacht werd ontvangen had de zaak al gediend en had klaagster zich gesteld. Volgens de gerechtsdeurwaarder is de klacht deels gegrond, omdat in strijd is gehandeld met artikel 1 van de Verordening, maar is het opleggen van een sanctie niet nodig omdat er sprake is geweest van een vergissing.

4. Beoordeling van de klacht

4.1       Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2       Vast staat dat in de aan klaagster uitgebrachte dagvaardingen van 11 oktober 2010 ten onrechte is vermeld dat klaagster geen juridisch relevant verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen. Blijkens vaste jurisprudentie is de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk voor de door zijn medewerkers gemaakte fouten.

4.3       Hoewel e en gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig maakt aan tuchtrechtelijk laakbaar handelen of nalaten, is dat in het onderhavige geval anders. Naar het oordeel van de Kamer mag van een gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat deze controleert of de door hem uit te brengen dagvaardingen voldoen aan de wettelijke vereisten, waaronder het voorschrift van art. 111 lid 3 Rv tot vermelding van de door gedaagde gevoerde verweren. In deze zaak klemt dit des temeer omdat het de gerechtsdeurwaarder, door wiens kantoor ook het buitengerechtelijke voortraject was behandeld, bekend was, althans kon zijn, dat klaagster juridisch relevante weren heeft gevoerd tegen de vorderingen. Daarom is er sprake van dermate grote onzorgvuldigheden dat de klacht op grond daarvan gegrond dient te worden verklaard.

4.4       Dat er sprake zou van een situatie dat deze fout structureel gemaakt wordt op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, zoals klaagster stelt, is echter niet gebleken. Gelet daarop ziet de Kamer geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel.

5.      Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht gegrond;

-           ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, voorzitter, mr. H.M. Patijn en

J.J.L. Boudewijn, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.