ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0635 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet792.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0635
Datum uitspraak: 26-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet792.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 792.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ], [     ] EN [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 12 oktober 2010 (zaaknummer 598.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 26 oktober 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief ingekomen op 2 november 2010, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2011 waar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 mei 2011

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat door haar stukken zijn overgelegd die niet door de gerechtsdeurwaarder als niet terzake zijn gekwalificeerd, waardoor de kantonrechter hiervan geen nota heeft kunnen nemen. In aanvulling op de klacht voert klaagster aan dat de gerechtsdeurwaarders, de kantonrechter, [     ] en [     ]alle bewijsstukken van tafel hebben geveegd en onderling afspraken hebben gemaakt om klaagster in de kosten te veroordelen. Klaagster heeft aan al haar verplichtingen voldaan en zij had geen openstaande schuld. Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarders haar een kopie van het afgesloten contract hadden moeten overhandigen. Op dat verzoek hebben de gerechtsdeurwaarders niet gereageerd. Klaagster heeft informatie bij twee partijen ingewonnen. Deze informatie heeft niet opgeleverd wat klaagster daarvan had verwacht. Klaagster heeft de nodige informatie verzameld en naar de kantonrechter verzonden. Klaagster mocht ervan uit gaan dat de door haar per post verzonden stukken bij de kantonrechter terecht zouden komen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarders dat zij door haar ingebrachte bewijzen door de kantonrechter van tafel hebben laten vegen. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarders alle niet door haar bewezen stukken heeft ingebracht in de procedure bij de kantonrechter. De gerechtsdeurwaarders hebben de kantonrechter dusdanig beïnvloed dat deze een voor haar negatieve uitspraak heeft gedaan. Er is hier sprake van omkoping.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat er een procedure op tegenspraak is gevoerd bij de kantonrechter waar klaagster haar verweer heeft kunnen voeren. Daarop heeft de kantonrechter een vonnis gewezen. Aan de inhoud van dat vonnis is ook de tuchtrechter gebonden. Klaagster kan de bij de kantonrechter gevoerde procedure niet opnieuw bij de tuchtrechter overdoen. In de door klaagster overgelegde stukken is overigens geen enkel aanknopingspunt te vinden voor de klaagster opgeworpen (zware) verwijten. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Bij de beoordeling van het verzet dient tot uitgangspunt dat niet eerder aangevoerde (aanvullende) klachten in een verzet niet aan de orde kunnen worden gesteld. Voor zover het verzet ziet op de niet eerder aangevoerde klachten worden deze buiten beoordeling gelaten.

6.2 Wat door klaagster in verzet verder is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer, geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter en biedt evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en mr. J.J.L. Boudewijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.