ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0633 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet626.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0633
Datum uitspraak: 26-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet626.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 626.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde

2. [     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 augustus 2010 (zaaknummer 324.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarders ingediende klacht.

Bij brief van 17 augustus 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 25 augustus 2010, ingekomen op 27 augustus 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2011 waar de gemachtigde van klager en de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 mei 2011

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat bij de gemeenten een beslagvrije voet wordt gehanteerd van € 1.100,00 netto zodat een debiteur de huur en de vaste lasten kan blijven betalen. Van de ombudsman heeft klager dat ook vernomen. De belastingdienst dient zich hier ook aan te houden. Uit de beslissing van de voorzitter volgt dat gerechtsdeurwaarders zich daaraan niet hoeven te houden. Gerechtsdeurwaarders worden hierdoor boven de wet geplaatst.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat deze zich niet aan de beslagvrije voet houden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat h et een klacht betreft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarders ter hand gestelde executoriale titel Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat bij het leggen van een beslag als waarvan hier sprake is, de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd verplicht is aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475g  lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Er rust op de gerechtsdeurwaarder op grond van de wet geen verplichting om zelfstandig tot aanpassing van de beslagvrije voet over te gaan, omdat het volgens de wet de beslaglegger is die met wijzigingen in de omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen, onverwijld rekening moet houden. In de praktijk gaat een gerechtsdeurwaarder ook tot aanpassing over, indien hij op de hoogte wordt gesteld van feiten en/of omstandigheden die tot aanpassing aanleiding geven. Dat is in de onderhavige zaak kennelijk nog niet gebeurd. Gerechtsdeurwaarder [     ] heeft klager daartoe echter wel uitgenodigd.

Indien klager het desondanks niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Anders dan door klager gesteld, volgt uit de beslissing van de voorzitter niet dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de beslagvrije voet hoeft te houden. Een beslagvrije voet wordt vastgesteld aan de hand van de op het moment van beslaglegging bij de gerechtsdeurwaarder bekende feiten en omstandigheden.

De eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 12 mei 2010 aan de gemachtigde van klager gevraagd om toezending van bewijsstukken aan de hand waarvan de beslagvrije voet zou worden herberekend. Aan dat verzoek is echter geen gevolg gegeven. Dat bij gemeenten de door klager genoemde beslagvrije voet wordt gehanteerd, doet aan het voorgaande niet af. De gerechtsdeurwaarder dient zich te houden aan de wettelijke bepalingen. Wat door klager in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer, daarom geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter en biedt evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient met verbetering van de naam van gerechtsdeurwaarder sub 2, ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.R.S.M. Marres en mr. J.J.L. Boudewijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.