ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0632 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet625.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0632
Datum uitspraak: 26-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet625.2010
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: beslissing op verzet. De Kamer verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 625.2010 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 augustus 2010 (zaaknummer 281.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 17 augustus 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 23 augustus 2010, ingekomen op 24 augustus 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Klager en de gerechtsdeurwaarder hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2011 waar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 mei 2011

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd niet te geloven dat de uitlatingen van de gerechtsdeurwaarder als grappig bedoeld waren. De uitlatingen waren dreigend van toon. Belangrijker acht klager het dat geen rekening is gehouden met de situatie waarin hij zich bevindt. Klager acht het, gezien de werkzaamheden die hij verricht, ongepast dat wordt gedreigd met inbeslagname van zijn computer.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat zijn medewerker zich denigrerend tegenover hem heeft uitgelaten. Klager heeft hieruit afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder weinig geloof hechtte aan de goede bedoelingen van klager om een regeling te treffen. De gerechtsdeurwaarder is niet bereid om een regeling te treffen. Klager acht dat inhumaan en in niemands belang.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de opmerking van de medewerker volgens de gerechtsdeurwaarder humoristisch was bedoeld en niet bedoeld om klager te kwetsen. Volgens de gerechtsdeurwaarder is zijn handelwijze en houding met betrekking tot de executie niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Het mag zo zijn dat een collega van de gerechtsdeurwaarder zich inschikkelijker opstelt met betrekking tot het treffen van een regeling, dat kan ook te maken hebben met de opdrachtgever. Een regeling is een gunst en geen recht. De opmerking is inderdaad op zijn minst onhandig, maar het daardoor te maken verwijt is te gering om tuchtrechtelijk laakbaar handelen aanwezig te kunnen achten.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. De door de medewerker van de gerechtsdeurwaarder gedane uitlating was een reactie op een door klager gemaakte opmerking. Over de wijze waarop de opmerking bedoeld was en de wijze waarop de opmerking door klager is ervaren kunnen de meningen uiteenlopen. Het dossier van klager is op 12 mei 2010 op verzoek van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder gesloten zonder dat de vordering voor het geheel was geïncasseerd. In die zin kan worden gezegd dat er rekening is gehouden met de situatie van klager. Wat door klager in verzet verder is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hagen en mr. J.J.L. Boudewijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.