ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0631 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet618.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0631
Datum uitspraak: 26-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet618.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 618.2010 ingediend door:

de besloten vennootschap [     ] B.V.,

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 10 augustus 2010 (zaaknummer 322.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 17 augustus 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 31 augustus 2010 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2011 waar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 mei 2011

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de overeenkomst op grond waarvan de schuldenaar is aangesproken op naam van [     ] B.V. staat. Als de gerechtsdeurwaarder heeft nagelaten de juiste identiteit van klaagster te verifiëren middels een uittreksel van de Kamer van Koophandel, kan er al geen sprake zijn van zorgvuldig handelen. Dat de naam [     ] B.V. lijkt op de naam van [     ]Vastgoed B.V. is niet voldoende om aam te nemen dat dit de schuldenaar wel zal zijn. De gerechtsdeurwaarder heeft geen concept-dagvaarding ontvangen met de opdracht deze bij [     ] B.V. uit te brengen, doch heeft zelf bepaald welke rechtspersoon gedagvaard zou worden. Dat door de rechter een vonnis is uitgesproken tegen klaagster is dus het gevolg van het handelen van de gerechtsdeurwaarder. Nadat de gerechtsdeurwaarder was gewezen op de misslag, meende de gerechtsdeurwaarder de zaak af te kunnen doen door te wijzen op de mogelijkheid van verzet of een executiegeschil. Met de stelling dat het niet aan de gerechtsdeurwaarder is om de juistheid van gerechtelijke beslissingen te toetsen slaat de gerechtsdeurwaarder de plank mis. Het is de gerechtsdeurwaarder zelf die het vonnis heeft uitgelokt. De rechter heeft zich gebaseerd op de door de gerechtsdeurwaarder voorgelegde gegevens. Die gegevens waren onjuist. De tenuitvoerlegging van een vonnis wetende dat het vonnis op een misslag berust, is onverenigbaar met de beroepsethiek.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte klaagster heeft gedagvaard, in plaats van [     ]Vastgoed B.V. gevestigd te [     ]. Klaagster heeft geen band met de schuldenaar en bovendien heeft een naamswijziging plaatsgevonden. Na het verstekvonnis is de gerechtsdeurwaarder op zijn misslag gewezen, toch heeft hij de executie voortgezet.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat h et standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gestoelde handelingen niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm zijn. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door klaagster te dagvaarden.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat het een klacht betreft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling. Op grond van deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden zijn een herhaling van wat in de inleidende klacht is gesteld. Het is niet aanstonds tuchtrechtelijk verwijtbaar, indien de deurwaarder niet de juiste rechtspersoon dagvaardt. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder nog aangevoerd dat het contract op naam stond [     ]B.V. en niet op [     ] Vastgoed B.V. en heeft daarvan bewijs aangeboden. Wat door klaagster in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer, daarom geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter en biedt evenmin aanknopingspunten de motivering van de beslissing aan te passen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en mr. J.J.L. Boudewijn leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.