ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0629 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW674.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0629
Datum uitspraak: 26-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDW674.2010
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Handelen in strijd met het bepaalde in artikel 16 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Kantoor houden in plaats van vestiging. Uitleg van begrip "kantoor". Klacht gegrond verklaard en maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 674.2010 ingediend door:

HEt BESTUUR VAN DE Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders ,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 15 september 2010, ingekomen op 16 september 2010, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 14 oktober 2010, ingekomen op 18 oktober 2010, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2011 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 mei 2010.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is benoemd in de vestigingsplaats [     ].

b)      De gerechtsdeurwaarder hanteert als zaakadres de [     ] [     ] te [     ], gemeente [     ].

2. De klacht

2.1 Klaagster heeft van een aantal leden van de beroepsorganisatie bericht ontvangen dat de gerechtsdeurwaarder geen kantoor houdt aan de [     ] te [     ]. Alvorens tot indiening van een klacht over te gaan heeft klaagster de situatie ter plaatste opgenomen en geconstateerd dat in het pand aan de [     ] te [     ] een [     ]kantoor gevestigd is. Naast de voordeur van het [     ]kantoor is een sticker aangebracht van gerechtsdeurwaarderskantoor [     ], waaraan de beklaagde verbonden is. Een medewerker van het [     ]kantoor heeft aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder slechts af en toe het kantoor bezoekt en dat er geen andere werknemer van het gerechtsdeurwaarderskantoor in het pand werkzaam is. De gerechtsdeurwaarder heeft desgevraagd aangegeven dat de situatie van tijdelijke aard is. Het is de bedoeling het kantoor [     ] op te heffen.

2.2 Klaagster voert aan dat de gerechtsdeurwaarder op [     ] geen kantoor houdt zoals wordt verstaan onder kantoor houden in de zin van artikel 16 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Onder een kantoor in die zin wordt verstaan een onderkomen of ruimte waar administratieve handelingen worden verricht ten behoeve van de gerechtsdeurwaarderspraktijk, met mogelijkheden voor opslag en bewaring van het register en repertorium. Met het oog op het ambt van de gerechtsdeurwaarder en gelet op zijn werkzaamheden, taken en bevoegdheden zoals die uit de wet voortvloeien, zal zijn kantoor voorts ook met moderne communicatie middelen bereikbaar moeten zijn, en mogelijkheden moeten bieden om bezoekers te ontvangen en om stukken te kunnen afgeven, bezorgen of betekenen (LJN YB0306). Nu dat alles op het adres te [     ] niet mogelijk is, handelt de gerechtsdeurwaarder in strijd met artikel 16 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

2.3 De gerechtsdeurwaarder handelt tevens in strijd met het bepaalde in artikel 9 van de verordening en het reglement KBvG Normen voor kwaliteit. Daarin wordt beschreven dat de gerechtsdeurwaarder eenvoudig bereikbaar, toegankelijk en benaderbaar is voor justitiabelen, dat het kantoor beschikt over een baliefunctie en tenminste vijf dagen per week, gedurende reguliere kantoortijden geopend is. De verordening KBvG Normen voor kwaliteit is een concrete invulling van artikel 1 van de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders en artikel 4 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. De verordening geeft een werkbare kwaliteitsstandaard voor gerechtsdeurwaarders, met oog voor het ondernemerschap van de gerechtsdeurwaarder in samenhang met zijn verantwoordelijkheid als bijzonder ambtenaar. De verordening is tot stand gekomen na diepgaande discussies binnen de KBvG werkgroep Kwaliteitshandboek, die onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de KBvG opdracht had dit onderwerp uit te werken. De verordening is een neerslag van rapportages en conclusies van commissies van de KBvG, binnen de beroepsgroep gevoerde discussies, evaluaties van de gerechtsdeurwaarderspraktijk, tuchtrechtuitspraken en praktijksituaties in de beroepsgroep. Daarnaast is getoetst aan andere in de zakelijke dienstverlening gehanteerde kwaliteitsstandaarden en basisvoering voor een goede bedrijfsvoering. De verordening is goedgekeurd door de staatssecretaris van justitie en in werking getreden op 1 juni 2010.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat in het van toepassing zijnde artikel 16 van de Gerechtsdeurwaarderswet en het bij of krachtens de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde, geen definitie van het begrip kantoor is gegeven en ook overigens is er geen wettelijke definitie van het begrip kantoor te vinden. Ook de parlementaire geschiedenis van de Gerechtsdeurwaarderswet geeft daarover geen uitsluitsel. Ter voldoening aan het bepaalde in artikelen 15, 17 en 18 van de Gerechtsdeurwaarderswet is, nu de afschriften digitaal worden bewaard, de aanwezigheid van een printer en een verbinding met het computersysteem waarop de afschriften digitaal worden bewaard al voldoende.

3.2 De gerechtsdeurwaarder heeft voorts aangevoerd dat de verordening KBvG Normen voor kwaliteit en het daarbij behorende reglement legaliteit ontbeert. De verordening voldoet niet aan het vereiste van “foreseeability”. De verordenende bevoegdheid is neergelegd in artikel 57 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet en komt toe aan de ledenraad ingevolge artikel 65 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Artikel 80 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt dat een verordening aan het bestuur de bevoegdheid tot het geven van nadere regels kan toekennen. In het reglement worden echter geen regels gegeven maar “best practices”. Dat is geen wettelijke term. Het reglement bevat dus geen regels maar een uitwerking van de normen. Die normen voldoen niet aan het vereiste van foreseeability. Het reglement stelt ook dat de aan de werking van de uitgewerkte normen onderworpen gerechtsdeurwaarder daarvan mag afwijken. De gronden voor afwijking zijn niet in het reglement gegeven, ook niet in de verordening en evenmin in de Gerechtsdeurwaarderswet. Met het geven van regels treedt de KBvG buiten haar bevoegdheid. De ledenraad had die bevoegdheid ook niet. Het reglement is vastgesteld voordat de verordening was goedgekeurd en het reglement is niet op de juiste wijze bekend gemaakt.

3.3 De gerechtsdeurwaarder bestrijdt dat door hem geen kantoor wordt gehouden in de plaats van zijn benoeming. Hij is als gerechtsdeurwaarder benoemd met als standplaats de gemeente [     ]. Zijn kantoor is gelegen op [     ] dat valt onder de gemeente [     ]. Daarmee voldoet hij aan de wettelijke bevoegdheid kantoor te houden in de gemeente waar hij is gevestigd. Het kantoor is feitelijk en met alle moderne communicatietechnieken bereikbaar, er zijn mogelijkheden voor bezoek en ontvangst en er is een mogelijkheid stukken af te geven, te bezorgen en of te betekenen. Het is geen postbus-kantoor. Het betreft ook geen opgehangen brievenbus aan zijn woonhuis. Het is ook geen brievenbus in een bedrijfsverzamelkantoor met gezamenlijke receptie. Het betreft een volwaardig kantoor dat de gerechtsdeurwaarder samen houdt met een advocatenkantoor. Het enige dat niet mogelijk is het doen van contante betalingen. Daarvoor kunnen klanten terecht bij een GWK kantoor op [     ] waarmee een contract is gesloten.

3.4 Het kantoor voldoet ook aan alle kwaliteitseisen die daaraan worden gesteld in artikel 9 van de verordening KBvG Normen voor Kwaliteit en artikel 9 van het Reglement Normen voor Kwaliteit. Indien de KBvG een minimumnorm wil stellen aan kantoorvoorzieningen ligt het op haar weg een verordening van die strekking uit te vaardigen. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat hij de vrijheid heeft om te kiezen hoe hij de daglijkse gang van zaken op zijn kantoor organiseert. Als hij genoodzaakt is de gehele gang van zaken te delegeren aan een ondergeschikte dan is dat zijn vrijheid als ondernemer.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 In de onderhavige zaak is de vraag aan de orde of de gerechtsdeurwaarder met zijn handelwijze inbreuk heeft gemaakt op het bepaalde in artikel 16 GDW. Dat artikel luidt als volgt: "1. De gerechtsdeurwaarder houdt een kantoor dat in zijn plaats van vestiging is gelegen. Hij is verplicht daar zijn register en repertorium te bewaren. 2. Op verzoek van een gerechtsdeurwaarder kan Onze Minister, gehoord de Commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 6, hem toestaan om elders een nevenkantoor te vestigen."   

4.3 Niet ter discussie staat dat [     ] behoort tot de gemeente [     ] en derhalve is gelegen binnen de vestigingsplaats van de gerechtsdeurwaarder..

4.4 Bij beslissing van 14 juli 2009 (LJN: YB0520) heeft de Kamer in een andere samenstelling beslist dat onder “kantoor” in de zin van artikel 16 GDW moet worden verstaan een instelling of ruimte waar administratieve handelingen worden verricht ten behoeve van de gerechtsdeurwaarderpraktijk, met mogelijkheden voor opslag en bewaring van het register en het repertorium. Met het oog op het ambt van de gerechtsdeurwaarder en gelet op zijn werkzaamheden, taken en bevoegdheden zoals die uit de wet voortvloeien, zal het kantoor in de plaats van vestiging ook feitelijk en met moderne communicatiemiddelen bereikbaar moeten zijn, met mogelijkheden voor bezoek en ontvangst en met een mogelijkheid om stukken te kunnen afgeven, bezorgen of betekenen. Deze beslissing is in hoger beroep door het Gerechtshof te Amsterdam bekrachtigd (LJN: BN1178)   De Kamer ziet geen reden een ander criterium aan te leggen en commiteert zich daarom aan het eerder geformuleerde uitgangspunt.

4.5 In het onderhavige geval dient de Kamer dus te toetsen of de gerechtsdeurwaarder op [     ] kantoor houdt in de zin als hiervoor onder 4.3 is beschreven. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan het volgende worden vastgesteld. Op het door de gerechtsdeurwaarder opgegeven adres is een [     ]kantoor gevestigd. Op dat kantoor zijn medewerkers werkzaam die in dienst zijn van het [     ]kantoor. Over die medewerkers heeft de gerechtsdeurwaarder geen zeggenschap. Op het adres op [     ] kunnen wederpartijen ook niet terecht om contante betalingen te doen. Naar het oordeel van de Kamer volgt alleen al daaruit dat er geen sprake is van het houden van een kantoor zoals onder 4.3 is uiteengezet. De klacht dient dan ook gegrond te worden verklaard.

4.6   Hetgeen door partijen verder nog naar voren is gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.  

5. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.R.S.M. Marres en mr. J.J.L. Boudewijn als leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.