ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0627 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet851.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0627
Datum uitspraak: 24-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet851.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 851.2010 ingesteld door:

[     ],

verblijvende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 9 november 2010 (zaaknummer 280.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 3 november 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 23 oktober 2010 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 april 2011 waarbij klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 mei 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Zij heeft in de uitspraak van de voorzitter de verwijzing naar het vonnis van de rechter te [     ]van 21 juli 2010 gemist waarin is bepaald dat haar ex-man ten onrechte de beschikking van het gerechtshof jegens haar heeft geëxecuteerd en dat hij haar schade moet vergoeden. Haar ex-man heeft geprobeerd  met terugwerkende kracht grote bedragen aan alimentatie te incasseren waar dat niet mogelijk was. De gerechtsdeurwaarder had dat behoren te weten. Klaagster is van oordeel dat haar onrecht is aangedaan. Er zijn te veel fouten gemaakt en er is slecht gecommuniceerd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze bij de inning van achterstallige alimentatie op klaagster fouten heeft gemaakt.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Het verzet is dan ook ongegrond.

6.2 De gerechtsdeurwaarder is op enig moment ingeschakeld om de beschikking te betekenen en te executeren. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet rust op een gerechtsdeurwaarder een zogenaamde “ministerieplicht”. Gelet op de door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder verleende monopoliepositie, is deze wettelijk verplicht om uitvoering te geven aan een opdracht voor een ambtshandeling zoals het betekenen van een beschikking en het leggen van een beslag. Ook is al is achteraf door de rechter geoordeeld dat het beslag onrechtmatig was, betekent dat nog niet dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Niet gebleken is dat er voor de gerechtsdeurwaarder grond was om te twijfelen aan de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag. De gerechtsdeurwaarder kon daarbij volstaan met een summier onderzoek.

6.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.