ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0624 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW653.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0624
Datum uitspraak: 24-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDW653.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het feit dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op een door klager gemaakte berekening en beslag heeft gelegd terwijl klager al had voldaan aan het gestelde in het vonnis van de kantonrechter. De kamer is van oordeel dat a an de zijde van de gerechtsdeurwaarder te veel fouten zijn gemaakt. Er is beslag gelegd terwijl er al was betaald. In de sommatie zijn foutieve rentebedragen opgevoerd en de in de eerste sommatie vermelde hoofdsom is niet juist. Ook zijn in ieder geval twee brieven van klager niet beantwoord. De klacht wordt gegrond verklaard en er wordt de maatregel van berisping opgelegd,  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6,4

Beschikking van 24 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 653.2010 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

waarnemend gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 15 september 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna ook: de gerechtsdeurwaarder. Op 18 oktober 2010 is het aangehechte verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 april 2011 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 mei 2011.

1. De feiten

-                     De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een ten laste van klager gewezen vonnis van de kantonrechter te [     ]van 21 januari 2009.

-                     Bij brief van 18 februari 2009 is klager op grond van dit vonnis gesommeerd om binnen 3 dagen een bedrag van € 503,70 te voldoen.

-                     Bij brief van 24 februari 2009 heeft klager de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat de berekening niet juist is en dat hij een bedrag van € 434,75 verschuldigd is. Hij heeft een voorstel gedaan om het verschuldigde in drie termijnen te voldoen.

-                     Op 12 maart 2009 is voormeld vonnis aan klager betekend. Hierbij is klager gesommeerd een bedrag van € 585,90 te voldoen.

-                     Bij brief van 13 maart 2010 heeft klager gereageerd op een die dag gevoerd telefoongesprek met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder en om een reactie op de door hem in zijn brief van 24 februari 2009 vermelde berekening verzocht.

-                     Bij brief van 18 augustus 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gesommeerd een bedrag van € 180,56 te betalen. Klager heeft hierop gereageerd bij brief van 20 augustus 2010.

-                     Op 3 september 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder het UWV op een aan klager toekomende uitkering.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op de door hem gemaakte berekening en beslag heeft gelegd terwijl klager al had voldaan aan het gestelde in het vonnis van de kantonrechter.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft primair aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk behoord te worden verklaard omdat hij de klacht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft ingediend en niet tegen een individuele gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft echter vooralsnog aangenomen dat de klacht tegen haar is gericht.

3.2 De gerechtsdeurwaarder heeft voorts erkend dat de betekening van het vonnis en de brief van klager van 24 februari 2009 elkaar hebben gekruist. Omdat in het exploot van betekening de berekening was aangepast, een deelbetaling was verwerkt en dit telefonisch aan klager was meegedeeld op 13 maart 2010, is niet meer op de berekening van klager in zijn brief van 24 februari 2009 gereageerd. In het exploot van betekening stond een te hoog bedrag aan rente vermeld. Dit is in de brief van 13 maart 2009 wel juist vermeld. In de brief van de gerechtsdeurwaarder van 18 augustus 2010 is echter opnieuw het verkeerde bedrag aan rente vermeld. Vervolgens is daarna ten onrechte een conceptexploot gemaakt en is op 3 september 2010 beslag gelegd. Klager is over deze onjuiste gang van zaken geïnformeerd, het beslag is opgeheven en de kosten zijn tegengeboekt. De gerechtsdeurwaarder acht de klacht ongegrond.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ten aanzien van het primaire verweer geldt het volgende. Het is juist dat het in eerste instantie aan klager is kenbaar te maken tegen welke gerechtsdeurwaarder de klacht is gericht.

Indien evenwel de handelingen waarop de klacht betrekking heeft zijn verricht door of namens een samenwerkingsverband van gerechtsdeurwaarders, en bijvoorbeeld zijn uitgevoerd door personeelsleden die geen (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder zijn, is het voor een klager veelal niet mogelijk te zien welke van de van dat samenwerkingsverband deel uitmakende gerechtsdeurwaarder(s) daarvoor verantwoordelijk is (zijn) te achten. In zo'n geval kan het samenwerkingsverband niet dienen als schild waarop de klacht moet afstuiten.  Veeleer kan van de van het samenwerkingsverband deel uitmakende gerechtsdeurwaarders gevergd worden dat zij opgeven wie huns inziens de in het betreffende geval als verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder(s) is (zijn) aan te merken. Bij gebreke van die opgave kan de Kamer, zonodig via de weg van artikel 34 lid 6 of 40 lid 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet, nader onderzoek hieromtrent doen, dan wel kan het er zonder nader onderzoek voor worden gehouden dat alle van het kantoor deel uitmakende gerechtsdeurwaarders (niet: kandidaat-gerechtsdeurwaarders) verantwoordelijk zijn.

4.2 Voor de beantwoording van de vraag wie voor de gewraakte handeling verantwoordelijk kan worden gehouden is op zich niet beslissend wie namens het kantoor de verdediging op zich neemt. Wel kan uit de inhoud van het verweer volgen dat degene die het voert zich verantwoordelijk acht dan wel geacht moet worden verantwoordelijk te zijn..

4.3 In het stadium van de ontvangstbevestiging van een klacht tegen een samenwerkingsverband van gerechtsdeurwaarders kan het secretariaat van de Kamer er voor kiezen de klacht voorshands gericht te achten tegen alle aan het gerechtsdeurwaarderskantoor verbonden gerechtsdeurwaarders. Daarmee wordt niet vooruitgelopen op de uiteindelijk hieromtrent door de Kamer te nemen beslissing.

4.4 Op grond van het verweer mag aangenomen worden dat de klacht zich richt tegen de gerechtsdeurwaarder. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.

4.5 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.6 De Kamer acht de klacht voorts gegrond. Aan de zijde van de gerechtsdeurwaarder zijn te veel fouten gemaakt. Er is beslag gelegd terwijl er al was betaald. In de sommatie zijn foutieve rentebedragen opgevoerd en de in de eerste sommatie vermelde hoofdsom is niet juist. Ook zijn in ieder geval twee brieven van klager niet beantwoord. Gebleken is dat de brief van klager van 24 februari 2009 wel is beantwoord, namelijk bij brief van 13 maart 2009.

 

4.7 Gelet op de ernst van de gedragingen acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.