ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0619 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet768.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0619
Datum uitspraak: 10-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet768.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verklaart het verzet ongegrrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 28 september 2010 met nummer 601.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 768.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing op de door klager op 24 augustus 2010 ingezonden klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) beslist.

Deze beslissing is bij brief van 4 oktober 2010 aan klager verzonden. Op 18 oktober 2010 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder € 231,96 teveel heeft geïncasseerd en dat aan hem dient terug te betalen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder abusievelijk en zonder verificatie, een deel van het door klager betaalde bedrag heeft overgemaakt naar het CJIB voor een boete die openstond op zijn naam en niet op naam van de vennootschap. De gerechtsdeurwaarder wil niet meewerken aan vereffening terwijl er door hem een fout is gemaakt, terwijl hij erkent betalingen met betrekking tot een bepaald dossier te hebben ontvangen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

‘4.2 Dat is niet het geval. De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd en onder overlegging van bewijsstukken weersproken. Uit bestudering van dat verweer en de bewijsstukken, afgezet tegen hetgeen door klager is aangevoerd, kan geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden afgeleid.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       De Kamer is met de voorzitter van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder op geen enkele wijze tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Nadat hij het dossier had afgesloten heeft hij het bedrag dat resteerde van de van klager ontvangen betalingen,  na aftrek van de door hem gemaakte kosten, overgemaakt naar de opdrachtgever. Anders dan klager blijkbaar meent, is de gerechtsdeurwaarder gerechtigd om de kosten die hij maakt voor de executie van een dwangbevel in rekening brengen bij de debiteur.

6.2       Gelet op vorenstaande werpen de door klager in verzet aangevoerde gronden  naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mrs. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter,

C.W. Inden en A.C.J.J.M. Seuren , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 10 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.