ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0617 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet728.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0617
Datum uitspraak: 10-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet728.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 september 2010 met nummer 495.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 728.2010 ingesteld door:

[     ],

gevestigd  te [     ],

klaagster,

vertegenwoordigd door [     ],

tegen:

[     ] en [     ],

respectievelijk waarnemend- en toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder

te [     ] en [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing beslist op de door klaagster op 16 juli 2010 ingediende klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder).

Deze beslissing is bij brief van 21 september 2010 aan klaagster verzonden. Op

5 oktober 2010 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen. Klaagster heeft nadien nog aanvullende stukken en vragen ingezonden

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat aan haar, hoewel daar meerdere keren om is gevraagd, nooit een bewijs is verstrekt waaruit blijkt dat haar gemachtigde de verkeersovertreding heeft begaan. Zij beklaagt zich erover dat de voorzitter de door haar gestelde vragen over de wettelijke grondslag van de vordering en de executie daarvan niet heeft beantwoord.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster – samengevat – dat de dwangbevelen ten onrechte zijn uitgebracht. Voorts stelt zij dat (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarders brieven niet beantwoordt evenals de Kamer in de zaak met (verzet)nummer 152.2009.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

‘4.3 Zoals al eerder is overwogen in de uitspraak van de voorzitter van deze Kamer van 3 februari 2009 dient een gerechtsdeurwaarder ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderwet een ambtshandeling, zoals hier het betekenen van dwangbevelen in opdracht van het CJIB, te verrichten. Dat bijkomende kosten verschuldigd zijn geworden kan de gerechtsdeurwaarders niet worden tegengeworpen.

4.4 Ter voorlichting van klaagster wordt erop gewezen dat voormelde kosten voorkomen hadden kunnen worden door de boetes, bij wijze van zekerheid te voldoen en tijdig de daartegen openstaande rechtsmiddelen aan te wenden. In een tuchtrechtprocedure als deze kan de vraag of de boetes terecht zijn opgelegd niet aan de orde komen.

4.5 Er bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de mededeling van de gerechtsdeurwaarders dat wel degelijk is gereageerd op de door klaagster verzonden brieven en e-mails, zodat klachtwaardig handelen op dat punt evenmin kan worden vastgesteld.

4.6 De brief aan de Kamer van 10 december 2009 in de zaak met nummers 152.2009/572.2008 waarnaar klaagster verwijst bevindt zich niet in de betreffende dossiers. In voormelde zaken is respectievelijk op 3 februari 2009 en 30 juni 2009 beslist. Ter informatie van klaagster wordt erop gewezen dat over de inhoud van rechterlijke uitspraken als deze niet kan worden gecorrespondeerd.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1              De Kamer is van oordeel dat uit wat klaagster heeft aangevoerd en ingezonden, niet blijkt dat de gerechtsdeurwaarder bij de tenuitvoerlegging van de aan hem ter hand gestelde dwangbevelen tuchtrechtelijk verwijtbare fouten heeft gemaakt. Dat klaagster het niet eens is met de aan de dwangbevelen ten grondslag liggende overtreding(en) kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten. De gerechtsdeurwaarder kon, anders dan klaagster ter zitting heeft gesteld, op grond van de betwisting van die vordering ook niet afzien van het uitvoeren van zijn ministerieplicht.

6.2       Voor beantwoording van de vragen over de wettelijke grondslag van de dwangbevelen dient klaagster zich te wenden tot een Juridisch loket of een advocaat. Daarvoor biedt een tuchtrechtprocedure geen ruimte.

6.3       De  Kamer is gelet op vorenstaande van oordeel dat de door klaagster in verzet aangevoerde gronden geen nieuwe licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Evenmin bieden deze gronden aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mrs. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter,

C.W. Inden en A.C.J.J.M. Seuren , (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 10 mei 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.