ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0613 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet628.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0613
Datum uitspraak: 10-05-2011
Datum publicatie: 11-07-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet628.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 mei 2011 zoals bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissingen van 3 augustus 2010 op de klachten met nummers 238.2010 en 381.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 628.2010 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1.         Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissingen heeft de voorzitter beslist op de door klaagster tegen beklaagde, hierna ook: de gerechtsdeurwaarder, ingediende klachten.

De beslissing met nummer 381.2010 is op 17 augustus 2010 aan klaagster verzonden. Op 27 augustus 2010 is het verzetschrift ontvangen.

Het verzet is behandeld ter zitting van 22 maart 2010. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.         De gronden van het verzet

Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat zij niet in staat was het aflossingsbedrag te verhogen. Na een onterecht beslag is opnieuw beslag op haar loon gelegd en met haar werkgever is, hoewel dit was toegezegd, nooit contact opgenomen. Klaagsters aanbod om een advocaat contact op te laten nemen met de gerechtsdeurwaarder om aan te tonen dat klaagsters man geen inkomsten had, is door een medewerkster als onnodig bestempeld, aldus klaagster.

3.         De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4.         De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet heeft toegepast en dat hij heeft gelogen, omdat wel degelijk beslag is gelegd op het loon, inclusief vakantietoeslag, van mei 2010.  Klaagster noch haar werkgever hebben een reactie ontvangen met betrekking tot de onterechte beslaglegging. Klaagster stelt dat zij vele malen informatie heeft verstrekt over het inkomen van haar man.

5.         De beslissingen van de voorzitter

Zaak 238.2010

4.2 Daarvan is geen sprake. De betalingsregeling gold voor zes maanden. Daarna diende klaagster zelf met een voorstel voor een hoger aflossingsbedrag te komen. Dat is niet gebeurd. De gerechtsdeurwaarder was daarna gerechtigd om de executie voort te zetten en te informeren bij klaagsters werkgeefster. Een schuldeiser dient in te stemmen met een regeling. Indien deze, zoals hier, een hoger aflossingsbedrag wenst en indien dat niet lukt, de executie wil voortzetten, dan kan dat de gerechtsdeurwaarder niet verweten worden. Niet gebleken is overigens dat reeds beslag is gelegd. Wel is er een fout gemaakt door het inkomsten- en uitgavenformulier te vroeg toe te sturen. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich ik het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

Zaak 381.2010

4.2 Bij het leggen van een dergelijk beslag is de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd verplicht de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475 g lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Er rust op de gerechtsdeurwaarder op grond van de wet geen verplichting om zelfstandig tot aanpassing van de beslagvrije voet over te gaan, omdat het volgens de wet de beslaglegger is die met wijzigingen in de omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen onverwijld rekening moet houden. In de praktijk gaat een gerechtsdeurwaarder ook tot aanpassing over, indien hij op de hoogte wordt gesteld van feiten en/of omstandigheden die tot aanpassing aanleiding geven. Indien klager het niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen.

4.3 Met zijn opmerking, die klaagster heeft aangehaald, dat zij geen informatie heeft verstrekt over de inkomsten van haar partner, heeft de gerechtsdeurwaarder kennelijk bedoeld dat hij van mening is (dat) de opgave van klaagster niet juist is en hij goede gronden heeft te vermoeden dat klaagster de inkomsten van haar partner niet juist opgeeft.’

6.         De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       De Kamer stelt allereerst vast dat de beslissing met nummer 238.2010 abusievelijk niet aan klaagster is toegezonden. Deze beslissing zal tegelijkertijd met deze uitspraak alsnog aan klaagster worden toegezonden. Omdat beide klachten en ook het verzetschrift over dezelfde feiten en omstandigheden gaan, wordt het verzet tegen beide beslissingen gericht geacht.

6.2       De Kamer is voorts van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder gelet op de door klaagster overgelegde informatie, kon menen dat het gezinsinkomen hoger was dan door klaagster opgegeven. Desgevraagd heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onvoldoende uitleg gegeven over de uit een bankafschrift van 31 maart 2010 blijkende bijschrijving van een bedrag van € 3.846,50 en de kredietlimiet van € 4.000,00. Wat er ook zij van het door klaagster gestelde aanbod om de letselschadeadvocaat contact op te laten nemen met de gerechtsdeurwaarder: klaagsters herhaaldelijk gedane, maar niet met stukken onderbouwde mededeling dat de verzekering ongespecificeerde bedragen stortte in verband met het ongeval van haar partner is niet toereikend om de door voormelde bijschrijving en kredietlimiet opgeworpen twijfel over de juistheid van het door haar opgegeven gezinsinkomen weg te nemen.

6.3       Gelet op vorenstaande is de Kamer van oordeel dat de door klaagster in verzet aangevoerde gronden geen nieuw licht werpen op de beslissingen van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Deze gronden bieden evenmin aanknopingspunten om de motivering van deze beslissingen aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard.

7.         Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

  Aldus gewezen door mrs. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend voorzitter,

C.W. Inden en A.C.J.J.M. Seuren, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2011, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.