ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0594 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW256.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0594
Datum uitspraak: 18-01-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDW256.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Bezwaren tegen een alimentatievordering. Niet ingaan op brieven van de gemachtigde van klager. De Kamer acht dat onzorgvuldig en ook dat de gerechtsdeurwaarder heeft geschreven dat indien tot indieningvan een klacht zou worden overgegaan en de klacht zou ongegrond worden verklaard, de gerechtsdeurwaarder zijn schade op klager zou verhalen. De Kamer legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op. Er is hoger beroep ingesteld. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 18 januari 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 256.2010 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

advocaat gevestigd te [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 7 april 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief ingekomen op 6 mei 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 alwaar klager vergezeld door zijn gemachtigde is verschenen.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief met producties van 6 december 2010 laten weten niet te kunnen verschijnen wegens gezondheidsklachten.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 januari 2011.

1. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van achterstallige alimentatie op klager.

Op 18 maart 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst en op 22 maart 2010 onder diens werkgever.

Bij vonnis in kort geding van 20 mei 2010 heeft de voorzieningenrechter op vordering van klager de beslagen gedeeltelijk opgeheven.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat klager niet volledig had voldaan aan zijn uit de beschikking van 10 februari 2004 voortvloeiende verplichtingen en dat zijn voormalige partner daardoor een vorderingsrecht op hem had.

De voorzieningenrechter heeft voorts geoordeeld dat het bedrag dat ten grondslag was gelegd aan de beslagleggingen voorlopig geoordeeld te hoog was.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - en in hoofdzaak dat deze bewust niet heeft willen ingaan op zijn bezwaren tegen de vordering, ook zoals verwoord door zijn advocaat.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij geen klacht van klager heeft ontvangen en dat geschillen over de hoogte van de vordering thuishoren bij de gewone rechter. In zijn brief van 6 december 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder verwezen naar zijn eerdere verweer en heeft hij gesteld dat de beslagen in maart 2010 terecht zijn gelegd, al is achteraf gebleken dat de vordering te hoog was ingesteld. Dit is hem echter niet te verwijten.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Namens klager heeft de advocaat de gerechtsdeurwaarder geschreven bij brieven van 25 januari 2010, 11 februari 2010 en 29 maart 2010 en de vordering gemotiveerd weersproken. Deze brieven zijn niet beantwoord, dan wel is daar niet inhoudelijk op ingegaan. Bij brief van 25 januari 2010 was een brief van SVB van 12 oktober 2006 meegestuurd waarin vermeld is dat de minderjarige zoon van klager vanaf 3 april 2006 weer bij hem inwoonde. Met name de brief van SVB had bij de gerechtsdeurwaarder twijfel moeten wekken over de omvang van de vordering en hij had daarover navraag moeten doen bij zijn opdrachtgever.  

4.3 Bij brief van 9 november 2010 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarder een afschrift van de beschikking van de rechtbank [     ] van 1 november 2010 toegestuurd waarbij de alimentatie nader is vastgesteld. Tevens is gerefereerd aan een voorstel dat al op 23 juni 2010 was gedaan om een bedrag over te maken op de derdengeldenrekening van de advocaat van de voormalige partner in het kader van de opheffing van het beslag en is een specificatie opgesteld van de verschuldigde bedragen. Ook op deze brief is niet ingegaan. De Kamer acht dit in hoge mate onzorgvuldig.

4.4 De Kamer acht het ook tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 30 maart 2010 heeft afgesloten met de alinea: “Mocht uw cliënt een klacht ten aanzien van de executie indienen, deel ik U op grond van recente ervaringen mede dat deze ongegrond zal worden verklaard. In een dergelijk geval, zal ik uw cliënt vervolgens voor mijn schade ingevolge het onterecht indienen van een klacht, waartegen ik mij dien te verweren.” Het staat een ieder vrij om een klacht bij de Kamer in te dienen en een gerechtsdeurwaarder dient geen ongeoorloofde druk uit te oefenen om daarvan af te zien.

4.5 Gelet op de ernst van het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder te maken valt acht de Kamer na te noemen maatregel op zijn plaats.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H. Dubois en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.