ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0587 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet615.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0587
Datum uitspraak: 18-01-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet615.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 januari 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 615.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

bewindvoerder,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 27 juli 2010 (zaaknummer 265.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 10 augustus 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief ingekomen op 17 augustus 2010 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 januari 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In de beschikking heeft de voorzitter ten onrechte de gemachtigde als klager aangemerkt. Dat er nog geen openbaar register bestaat waarin beschermingsbewind wordt geregistreerd, betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder zich niet op andere wijze zich had kunnen of behoren te informeren of er sprake was van een onderbewindstelling ten aanzien van klaagster. Volgens klaagster had de gerechtsdeurwaarder het vonnis wel degelijk aan haar bewindvoerder moeten betekenen. In een eerdere uitspraak van de voorzitter van de Kamer op een klacht door de gemachtigde tegen een andere gerechtsdeurwaarder (zaaknummer 182.2010) was ook sprake van een beslaglegging zonder toepassing van een beslagvrije voet. Dat betrof een beslag op een fiscale toeslag. In die zaak heeft de gerechtsdeurwaarder zijn gedrag wel gecorrigeerd door alsnog een beslagvrije voet toe te passen. Daarmee erkende de gerechtsdeurwaarder in die zaak dus dat hij wel een beslagvrije voet had moeten toepassen. De voorzitter was het daarmee kennelijk ook eens, omdat die aanpassing voor hem aanleiding vormde de klacht uiteindelijk ongegrond te verklaren. Volgens klager blijkt uit deze uitspraak dan ook de gerechtsdeurwaarder ten onrechte bij zijn standpunt blijft om geen beslagvrije voet toe te passen. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster ten onrechte informatie onthouden, door post niet rechtstreeks aan de gemachtigde te zenden. Klaagster is niet goed in staat om daarvan kennis te nemen. Als gevolg daarvan wordt zij benadeeld.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze onzorgvuldig heeft gehandeld door geen rekening te houden met haar onderbewindstelling.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Gebleken is dat de voorzitter ten onrechte de gemachtigde als klager heeft aangeduid in plaats van klaagster. In de aanvang van deze beschikking is hiermee reeds rekening gehouden.

6.2 Uit artikel 1:441 van het Burgerlijk wetboek (klaagster heeft ten onrechte artikel 4:441 vermeld) vloeit niet voort dat de gerechtsdeurwaarder verplicht was tot betekening van het vonnis aan de bewindvoerder.

6.3 Onbekendheid met de onderbewindstelling valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten. Er is geen openbaar register en kennelijk heeft zijn opdrachtgever dit niet aan hem doorgegeven. Op de gerechtsdeurwaarder rust niet de plicht om in alle dossiers die bij hem in behandeling zijn uit te zoeken of sprake is van onderbewindstelling. Dit is slechts anders indien de gerechtsdeurwaarder concrete aanwijzigingen heeft dat mogelijk sprake is van een onderbewindstelling. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Het had op de weg van de gemachtigde gelegen om zodra de deurwaarder in beeld was meteen een kopie van de beschikking onderbewindstelling toe te sturen.

6.4 Klaagster heeft een uitspraak van de voorzitter aangehaald van de Kamer. Uit die uitspraak volgt niet dat bij beslaglegging op een zorgtoeslag ook een beslagvrije voet van toepassing is. In die zaak was sprake van een beslag onder de fiscus, waarbij de betrokken gerechtsdeurwaarder zelf aanvoerde dat de beslagvrije voet per abuis op nihil was gesteld. Daarbij is niet duidelijk of het in de betreffende zaak ook om zorgtoeslag ging of om fiscale heffingskortingen. Daarop zijn andere bepalingen van toepassing.

6.5 Niet kan worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm door bij de beslaglegging op de aan klaagster toekomende zorgtoeslag geen beslagvrije voet toe te passen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H. Dubois en J.C.M. van der Weijden (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.