ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0582 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet630.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0582
Datum uitspraak: 22-02-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet630.2010
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 februari 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 3 augustus 2010 met nummer 408.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 630.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissing van 3 augustus 2010 heeft de voorzitter beslist op de op

4 mei 2010 ingediende klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder.

De beslissing van de voorzitter is bij brief van 10 augustus 2010 aan klager verzonden. Op 19 augustus 2010 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 januari 2010. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 februari 2011.

2. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder een aantal zeer kwalijke en schadelijke leugens verspreidt en daarmee de beroepscode significant overtreedt. Hij stelt daartoe dat de procedure waarop de gerechtsdeurwaarder in zijn  verweerschrift in zaak 408.2010 doelt, inhoudelijk niets van doen heeft met de leugens waarover de klacht gaat. Voorts stelt hij op daartoe aangevoerde gronden dat nergens uit blijkt dat de gerechtsdeurwaarder zich heeft vergewist van de juistheid van de stellingen van diens opdrachtgever.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – samengevat –  en in hoofdzaak dat de gerechtsdeurwaarder er in een procedure bij de rechtbank te Zutphen driftig op los liegt. De gerechtsdeurwaarder handelt in die procedure onzorgvuldig door onjuiste feiten te berde te brengen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen – voor zover hier van belang - :

‘ 4.5 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat hij namens zijn opdrachtgever een aantal stellingen heeft verwoord. Hij heeft zich ervan vergewist dat die stellingen niet ongegrond zijn. Het is vervolgens aan de rechter om die stellingen te toetsen. In ieder geval is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder heeft gelogen. ’ 

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Blijkens vaste jurisprudentie geldt als hoofdregel dat een gerechtsdeurwaarder mag afgaan op de aan hem door zijn opdrachtgever verstrekte informatie. Op een gerechtsdeurwaarder rust dan ook geen algemeen geldende verplichting om onderzoek te doen naar het waarheidsgehalte van de stellingen van zijn klanten/opdrachtgevers.

6.2 Dat kan anders zijn indien de gerechtsdeurwaarder gegronde reden heeft om te denken dat de stellingen van zijn opdrachtgever onjuist zijn. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.

6.3 Gelet op vorenstaande werpen de door klager in verzet aangevoerde (en niet nader onderbouwde) gronden  naar het oordeel van de Kamer geen nieuwe licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht, en bieden deze stellingen evenmin aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. C.W. Inden en

M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.