ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0581 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet666.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0581
Datum uitspraak: 22-02-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet666.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens, verbetert de gronden (verschrijvingen) en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 februari 2011 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 31 augustus 2010 met nummer 394.2010 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 666.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij voormelde beslissing van 31 augustus 2010 heeft de voorzitter beslist op de op

1 juni 2010 ingediende klacht van klaagster tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder). De beslissing van de voorzitter is bij brief van 1 september 2010 aan klaagster verzonden. Op 8 september 2010 is het verzetschrift van klager tegen voormelde beslissing van de voorzitter ontvangen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 januari 2011. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 februari 2011.

2. De gronden van het verzet

Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat het niet relevant is of daadwerkelijk beslag is gelegd, omdat de beslagvrije voet ook kan worden ondermijnd, indien geen beslag op het inkomen is gelegd. Daartoe stelt zij dat zij haar maximale betalingsverplichting aan schuldeisers aan de beslagvrije voet ontleent.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter. Dit betekent dat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder de behandeling van tegen haar gerichte incasso van zorgpremie heeft voortgezet, ook nadat  klaagster als wanbetaler bij het [     ] is aangemeld. Het is volgens klaagster onrechtvaardig dat de vordering van [     ] langs twee wegen wordt opgeëist. Hierdoor wordt de beslagvrije voet ondermijnd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

“ 4.2. Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft onder andere uiteengezet dat hij buiten de inning van de bestuursrechtelijke premie door het [     ]staat. De zorgverzekeraar meldt de schuldenaar aan bij het [     ]. Voorts wijst hij erop dat deze premie de ‘ oude’ lopende premie die klaagster aan haar zorgverzekeraar verschuldigd was, vervangt. Het is bovendien onjuist dat incasso van de premie verschuldigd voor aanmelding bij het [     ]door aanmelding wordt gestaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft verder nog aangevoerd dat in het dossier van klaagster geen loonbeslag is gelegd. De stelling van klaagster dat de beslagvrije voet door deze gang van zaken wordt ondermijn, kan daarom niet slagen. Gelet op het verweer, is het enkele standpunt van klaagster, dat verder niet dan wel voldoende is onderbouwd, niet voldoende om klachtwaardig handelen van de gerechtsdeurwaarder vast te stellen.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Wel bevat deze een tweetal kennelijke verschrijvingen. in de zin:  “Voorts wijst hij erop dat deze premie de ‘oude’ lopende premie die klaagster aan haar zorgverzekeraar verschuldigd was, vervangt” is het woordje niet weggevallen. Ook in de zin: Gelet op het verweer, is het enkele standpunt van klaagster, dat verder niet dan wel voldoende is onderbouwd, is het woordje niet weggevallen. Omdat klaagster hierover niet heeft geklaagd en omdat wat klaagster overigens heeft aangevoerd geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter biedt, ziet de Kamer geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. C.W. Inden en

M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.