ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0579 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW372.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0579
Datum uitspraak: 01-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDW372.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet reageren op voorstellen van klager, niet verstrekken van een onderbouwing van de vordering en dreigen met executiemaatregelen. De Kamer acht de -door de gerechtsdeurwaarder erkende- klachten gegrond. Geen maatregel opgelegd op grond van de in de beslissing geschetste omstandigheden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 1 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 372.2010 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 18 mei 200 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Op 4 oktober 2010 is het aangehechte verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 januari 2010 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 maart 2011

1. De feiten

a)         De gerechtsdeurwaarder is belast met de inning van door klager op grond van een beschikking van de Rechtbank [     ]van 9 december 2005 verschuldigde alimentatie.

b)         Op 24 maart 2010 is de grosse van voormelde beschikking aan klager in persoon betekend, met bevel tot voldoening van de achterstand in de alimentatiebetalingen tot maart 2010 begroot op € 5.901,15, de nadien te vervallen alimentatietermijnen ad € 513,27 per maand en de kosten van het exploot.

c)         Klager heeft bij brief van gelijke datum aan de gerechtsdeurwaarder, onder overlegging van uitdraaien van door hem verrichte betalingen via Internet de vordering bestreden.

d)        Bij brief van 12 april 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager meegedeeld dat de door hem verstrekte betalingsoverzichten niet als geldig kunnen worden gezien aangezien er geen stempel van de betreffende bankinstelling op staat.

e)         Bij brief van 17 april 2010 heeft klager laten weten dat de kosten van waarmerken aanzienlijk zijn en heeft hij alternatieven voorgesteld, zoals het steekproefsgewijs waarmerken van een aantal rekeningafschriften aan de hand van een opgave door de gerechtsdeurwaarder. Ook zou de gerechtsdeurwaarder op het kantoor van klager kunnen langskomen en op de computer van klager de betalingen kunnen traceren.

f)         De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 21 april 2010 gereageerd op klagers stellingen, een specificatie van de vordering verstrekt en nadere betaalbewijzen verzocht. Hierop heeft klager bij brief van 22 april 2010 gereageerd.

g)         Bij brief van 26 april 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder betaalbewijzen geretourneerd en meegedeeld dat het dossier niet zal worden aangehouden.

Diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de [     ] Bank. Dit beslag heeft hij op 4 mei 2010 aan klager overbetekend.

h)         Bij brief van 7 mei 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager meegedeeld dat het beslag geen doel heeft getroffen en dat hij binnen vijf dagen € 7.289,42 dient te voldoen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich erover – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder:

1.   niet heeft gereageerd op klagers voorstellen om de kosten voor de door hem gewenste gewaarmerkte afschriften zo laag mogelijk te houden dan wel te vermijden;

  1. de door klager herhaaldelijk verzochte onderbouwing van de vordering niet heeft verstrekt;
  2. ondanks dat klager heeft meegedeeld dat hij met vakantie was, toch tijdens zijn vakantie stukken aan klager heeft gestuurd en ten laste van klager beslag heeft gelegd;
  3. ondanks de door klager aangetoonde betalingen toch dreigt met verdere executiemaatregelen.

Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder erkent de klacht ten aanzien van de punten 1, 2 en 3. Zij is echter op daartoe aangevoerde gronden van mening dat zij geen tuchtrechtelijke norm heeft geschonden, althans dat deze schending van onvoldoende gewicht is.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft het standpunt ingenomen dat zij bij internetbankieren geprinte rekeningafschriften niet als bewijs van betaling jegens haar opdrachtgevers kan accepteren, al heeft zij toegegeven dat haar opdrachtgever in deze zaak deze eis niet specifiek heeft gesteld. Dat standpunt is naar het oordeel van de Kamer in zo algemene zin als de gerechtdeurwaarder dat formuleert niet juist. Ook computeruitdraaien kunnen als bewijs van betaling gelden (op zijn minst als begin van bewijs). De Kamer acht de klacht gegrond voor zover deze ziet op het met betrekking tot het aantonen van betalingen te rigide vasthouden door de gerechtsdeurwaarder aan een niet zonder meer juist standpunt, namelijk dat kopieën nimmer als betalingsbewijs aan de opdrachtgever worden voorgelegd. Het gevolg daarvan kon zijn dat klager veel extra kosten moest maken. In de situatie dat door het opsturen van de kopieën eenvoudig bij de opdrachtgever navraag had kunnen worden gedaan of de betalingen klopten is de handelswijze van de gerechtsdeurwaarder in dit geval onzorgvuldig jegens klager en is de klacht om die reden gegrond.

4.3 De Kamer ziet geen aanleiding een maatregel op te leggen. Daarbij speelt een rol dat de gerechtsdeurwaarder de beslagkosten heeft terugbetaald, alsnog enkele betalingen van klager heeft verwerkt en de afschriften uiteindelijk wel aan zijn opdrachtgever heeft doorgestuurd, zij het in een laat stadium. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder toegegeven dat de brief van 26 april 2010 aan klager niet kies is geweest. Van een gerechtsdeurwaarder mag overigens in beginsel niet verwacht worden dat hij samen met de debiteur op een computer inlogt en vervolgens veel tijd besteedt aan het controleren van alle gestelde betalingen. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat het niet aan een gerechtsdeurwaarder is om bewijs van betalingen te helpen verzamelen. Dat ligt op de weg van de debiteur.

4.4 Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.