ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0578 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet631.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0578
Datum uitspraak: 01-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet631.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer acht het verzet gegrond. De Kamer acht de klacht gegrond omdat het aangekondigde beslag niet tijdig is afgezegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 1 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 631.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 3 augustus 2010 (zaaknummer 460.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 10 augustus 2010 is klager een afschrift van de beslissing toegezonden. Op 20 augustus 2010 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 januari 2011. Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 maart 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft aangekondigd dat hij op 6 mei 2010 beslag zou leggen, maar is die dag niet verschenen. Klager was de gehele dag thuis. Bij de beslaglegging op 10 juni 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder zich onheus gedragen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat en in hoofdzaak - dat deze door de wijze waarop hij heeft getracht om beslag te leggen in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het verweer tegen de klacht.

6.2 Ter zitting is gebleken dat de brief van de gerechtsdeurwaarder van 6 mei 2010, door klager ontvangen op 8 mei 2010, bij klager voor onduidelijkheid aanleiding heeft kunnen geven. In deze brief is door de gerechtsdeurwaarder aan klager meegedeeld dat de aangezegde beslaglegging door omstandigheden geen doorgang heeft kunnen vinden en op korte termijn een nieuwe poging zou worden ondernomen. In de brief van 23 april 2010 was echter aangekondigd dat op 6 mei 2010 beslag zou worden gelegd dat de gerechtsdeurwaarder zich zo nodig toegang tot de woning zou verschaffen met behulp van de sterke arm. De afmelding is dus te laat verzonden en voor klager was het onduidelijk welke omstandigheden werden bedoeld. Ter zitting is nog onduidelijkheid ontstaan omdat de gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat één van zijn collega’s die dag wel aan de deur is geweest bij klager en heeft aangebeld. Klager heeft met nadruk herhaald dat hij die dag thuis was en dat er niet is aangebeld. De Kamer kan niet vaststellen wat er op 6 mei 2010 precies is voorgevallen maar acht het verzet gegrond, omdat de aangekondigde beslaglegging op 6 mei 2010 niet tijdig is afgelast nu de brief daarover pas op 6 mei 2010 is verzonden. De kamer acht dit onzorgvuldig. Het is de Kamer overigens ook gebleken dat voor een exploot van 28 mei 2010 ten onrechte kosten in rekening zijn gebracht. Dit exploot betreft immers een aankondiging van een beslaglegging op 10 juni 2010. Een dergelijke aankondiging is geen ambtshandeling en kan ook bij brief geschieden.

6.3 De Kamer ziet gelet op de omstandigheden geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.