ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0574 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet732.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0574
Datum uitspraak: 01-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet732.2010
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 1 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 732.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 september 2010 (zaaknummer 415.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 27 september 2010 is klager een afschrift van de beslissing toegezonden. Bij brief van 7 oktober 2010 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld op nader aan te voeren gronden, welke gronden op 25 oktober 2010 zijn ontvangen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 januari 2011. Klager heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Namens de gerechtsdeurwaarder is zijn gemachtigde verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 maart 2011.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter om - samengevat - de volgende redenen. Door de voorzitter is er ten onrechte geen acht op geslagen dat de gerechtsdeurwaarder pas vier maanden na klagers verzoek van 23 maart 2010 om de onderliggende stukken te overleggen, heeft gereageerd met de mededeling dat hij een aantal stukken niet in zijn bezit had. Voorts valt het de gerechtsdeurwaarder te verwijten dat de juiste naam en de adresgegevens van de schuldeiser niet door hem zijn verstrekt evenmin als het contract en de algemene voorwaarden. Tot slot is ten onrechte geconcludeerd dat sprake zou zijn van een executiegeschil, nu de klacht geen betrekking heeft op de executie van een titel maar op de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, aldus klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat dat deze niet bereid is hem volledig te informeren over de vordering, in het bijzonder door na te laten alle onderliggende stukken te overleggen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders niet in strijd hebben gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer verder niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Zo is niet aannemelijk geworden dat de gerechtsdeurwaarder niet bereid was stukken, waarover hij beschikte en die betrekking hadden op de onderliggende vordering, te verstrekken. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat hij alle stukken waarover hij beschikte aan de vorige gemachtigde van klager heeft verstrekt. Het verzet is dan ook ongegrond.  

6.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en mr. J.J.L. Boudewijn (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.