ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0566 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet814.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0566
Datum uitspraak: 22-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet814.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer acht het verzet gegrond. De Kamer acht de klacht gegrond. De gerechtsdeurwaarder had enig aanvullend onderzoek moeten doen toen uit de titel bleek dat klager het bedrag eerst verschuldigd was nadat een notariele akte was opgesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 22 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met nummer 814.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 2 november 2010 (zaaknummer 681.2010) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 3 november 2010 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 9 november 2010 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 februari 2011. Beide partijen hebben laten weten niet te zullen  verschijnen. De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 maart 2010.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter.    

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze de opdracht tot executie van het proces-verbaal had behoren te weigeren, omdat uit dat proces-verbaal duidelijk blijkt dat klager het daarin opgenomen bedrag pas aan zijn ex-echtgenote verschuldigd was indien zij de economische eigendom van de voormalige echtelijke woning ten overstaan van een notaris had overgedragen. Deze voorwaarde was nog niet vervuld (zijn ex-echtgenote werkte niet mee aan de opstelling van de akte) en daarom had de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal en bevel tot betaling nog niet aan hem mogen betekenen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd heeft gehandeld met de tuchtrechtelijke norm. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is, omdat de gerechtsdeurwaarder terecht een beroep heeft gedaan op zijn ministerieplicht.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Klager heeft in verzet allereerst aangevoerd dat in de beschikking ten onrechte is vermeld dat de gerechtsdeurwaarder in [     ] gevestigd is. Voorts behoort een gerechtsdeurwaarder volgens klager een marginale toetsing uit te voeren zelfs indien hij, zoals in dit geval, zijn opdracht krijgt van een advocaat. Uit het proces-verbaal volgt duidelijk dat klager het bedrag van € 160.000,00 pas is verschuldigd aan zijn ex-echtgenote bij gelegenheid van de ondertekening van een notariële akte waarbij zijn ex-echtgenote haar aandeel in de economische eigendom in de voormalige echtelijke woning aan klager zou overdragen. Hiervan was nog geen sprake. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder direct na de betekening hiervan op de hoogte gesteld. Klager was daarom nog niets verschuldigd. De gerechtsdeurwaarder had zich hiervan behoren te vergewissen. De gerechtsdeurwaarder heeft zich echter slechts beroepen op het feit dat zijn opdrachtgever advocaat is en heeft klager gewezen op de mogelijkheid een executiegeschil te starten, met alle bijkomende kosten van dien. De Kamer volgt klager hierin en acht het verzet gegrond.

6.2 In de beslissing van de voorzitter is ten onrechte niet vermeld dat de gerechtsdeurwaarder is gevestigd in [     ]. In de aanvang van deze beslissing is daarmee reeds rekening gehouden.

6.3 De Kamer komt vervolgens toe aan de behandeling van de klacht. De Kamer is van oordeel dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat er voor de gerechtdeurwaarder geen aanleiding was de hem ter hand gestelde titel verder nog ter discussie te stellen. Uit het proces-verbaal blijkt immers dat klager het bedrag pas verschuldigd werd nadat de notariële akte was opgesteld. Deze akte was nog niet opgesteld. De gerechtsdeurwaarder had naar de vervulling van deze voorwaarde enig onderzoek moeten doen. Dat is niet gebeurd. De klacht is daarom gegrond.

6.4 Uit de brief van 5 november 2010 die door klager is overgelegd blijkt ook dat beslag is gelegd op de woning van klager. Deze verdere executie staat niet ter toetsing van de Kamer.

6.5 De Kamer ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

6.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.