ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0558 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet709.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0558
Datum uitspraak: 29-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet709.2010
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 709.2010 ingediend door:

[     ] handelende namens

[      ] Handelsonderneming (     ),

gevestigd  te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 september 2010 (zaaknummer 447.2010) heeft de plaatsvervangend-voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 28 september 2010 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 30 september 2010, ingekomen op 1 oktober 2010, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij email van 15 februari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 februari 2011 waar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 maart 2011

2. De gronden van het verzet

In het verzetschrift heeft klaagster aangevoerd dat zij gedagvaard is te verschijnen voor de rechtbank te [     ]. Klaagster verwijst naar de door haar bijgevoegde stukken. Die procedure loopt nog. Klaagster verzoekt de uitspraak van de rechtbank [     ] af te wachten.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder -kort samengevat- dat hij haar ten onrechte lastig valt over een vordering die al lang is voldaan. Voorts beklaagt zij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder een e-mail naar een klant van [     ] heeft gestuurd met volgens haar lasterlijke aantijgingen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door contact op te nemen met de klant van klaagster om helderheid te verkrijgen over de feitelijke achtergronden van de zaak.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat klaagster slechts een kopie heeft ingezonden van een gedeelte van de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 11 juni 2010. De tekst in het ingezonden deel geeft geen aanleiding voor de veronderstelling dat de gerechtsdeurwaarder leugens verspreidt zoals klaagster stelt. Er kan niet gezegd worden dat deze in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. De brief is normaal van toon en er wordt slecht om informatie verzocht.

5.3 Dat de gerechtsdeurwaarder geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van klaagster om haar dossier bij haar in te zien is evenmin klachtwaardig. Zo de tegen haar ingestelde vordering niet juist zou zijn, kan klaagster zulks bij de civiele rechter bepleiten. Het tuchtrecht biedt daarvoor geen plaats, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. De door klaagster in verzet overgelegde stukken zijn voor de beoordeling daarvan niet van belang. Die stukken zien immers op een bij de rechtbank te [     ] door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder aanhangig gemaakte procedure.

Voor de door klaagster verzochte aanhouding van de tuchtzaak tot in die procedure is beslist, is geen goede grond aanwezig. Wat door klaagster verder ter zitting is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. A.W.J. Ros en J.C.M. van der Weijden leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.