ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0557 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet712.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0557
Datum uitspraak: 29-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDWverzet712.2010
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet met zaaknummer 712.2010 ingediend door:

1. [     ] ADVOCATEN B.V.,

gevestigd te [     ],

2. [     ] B.V.,

gevestigd te [     ].

klagers,

gemachtigde: [     ],

advocaat gevestigd te [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij beschikking van 14 september 2010 (zaaknummer 544.2010) heeft de plaatsvervangend-voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht.

Bij brief van 21 september 2010 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij faxbrief van 5 oktober 2010, ingekomen op 6 oktober 2010, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 februari 2011 waar de gemachtigde van klagers, de directeur van klager sub 2, de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 maart 2011

2. De gronden van het verzet

2.1 In het verzetschrift hebben klagers aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder ernstig en toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de hem opgedragen werkzaamheden. De opdracht is evident onbehoorlijk uitgevoerd.

2.2 De voorzitter heeft de feiten als vermeld onder punt 1 verkeerd omschreven. De gerechtsdeurwaarder heeft niet aangetoond dat de opdracht enkel inhield dat opdracht is gegeven om conservatoir beslag te leggen voor het geval de debiteur niet vrijwillig zou overgaan tot afgifte van de voertuigen. Dit is slechts door de gerechtsdeurwaarder gesteld. Dat dit de inhoud van de opdracht was, wordt door klagers betwist. De voorzitter is dus van de verkeerde feiten uitgegaan. Klagers verwijzen ter onderbouwing van hun standpunt naar een door de gerechtsdeurwaarder bij zijn inleidende verweer overgelegde email van 2 juli 2008.

2.3 Klagers stellen voorts dat de voorzitter zijn beschikking bijna volledig stoelt op de het arrest van het Gerechtshof te [     ] van 11 mei 2010. Dit ten onrechte. Die civiele procedure betrof de verschuldigdheid van de door de deurwaarder in rekening gebrachte kosten. De tuchtrechtelijke procedure is een aparte procedure, die een apart oordeel vergt. Klagers verwijzen naar een arrest van de Hoge Raad (LJN ZC2197) waarin is uitgemaakt dat het oordeel van de tuchtrechter dat niet in strijd is gehandeld met de geldende norm, de civiele rechter niet dwingt tot het oordeel dat geen sprake is van wanprestatie of een onrechtmatige daad. De civiele rechter is niet gebonden aan het oordeel van de tuchtrechter. Omgekeerd dient dat ook te gelden voor de tuchtrechter. Die is niet aan het oordeel van de burgerlijke rechter gebonden. Klagers verwijzen ter onderbouwing van dit standpunt naar een arrest van de Hoge Raad (LJN AW2082) en de annotatie onder dit arrest.

3. De ontvankelijkheid van het verzet.

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder -kort samengevat- dat deze de opdracht onbehoorlijk heeft uitgevoerd, omdat opgedragen werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. Nadat de gemachtigde van klagers van de heer  [     ], een juridische leek, had vernomen dat beslaglegging niet meer nodig zou zijn, heeft deze aan de gerechtsdeurwaarder telefonisch bericht dat hij alsnog beslag diende te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft nadien alleen het beslagverlof betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft in een e-mail van 2 juni 2008 erkend dat hij geen beslag heeft gelegd naar aanleiding van hetgeen de contactpersoon naam hem had opgedragen. Hij heeft daarmee erkend dat de opdracht was gewijzigd door deze contactpersoon en niet door de gemachtigde, die de opdrachtgever was. De gerechtsdeurwaarder had toen contact behoren op te nemen met de gemachtigde van klagers. Toen een andere gerechtsdeurwaarder daags nadien beslag legde, waren veel beslagobjecten vervreemd. Door enkel het beslagverlof te betekenen was de wederpartij gewaarschuwd voor een komend beslag, waardoor de wederpartij deze voertuigen heeft kunnen verplaatsen en vervreemden. Ter ondersteuning van hun standpunt hebben klagers verwezen naar een aantal uitspraken van de Kamer, gepubliceerd onder nummers LJN YB0321, YB0256, YB0348 d.d. respectievelijk 7 juli 2009, 28 april 2009 en 10 november 2009. De gerechtsdeurwaarder is voorts tekort geschoten in zijn informatieplicht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat ook in de onderhavige procedure klagers niet hebben aangetoond en zelfs niet aannemelijk gemaakt dat de gerechtsdeurwaarder zijn opdracht niet goed is nagekomen en dat hij heeft geweigerd om een ambtshandeling uit te voeren.

5.2 De voorzitter heeft in zijn beslissing verwezen naar een aantal overwegingen uit het voormelde arrest van Gerechtshof ’s [     ] van 11 mei 2010 die er samengevat op neerkomen dat de gerechtsdeurwaarder alleen beslag diende te leggen indien door de beoogd beslagene niet vrijwillig werd meegewerkt. De gerechtsdeurwaarder mocht afgaan op de instructie van de cliënte van [     ] in de persoon van de heer [     ] om te vertrekken, nu [     ] deze, onweersproken, mede als contactpersoon had opgegeven en deze instructie overeenstemde met het door [     ] geschetste scenario. Ten aanzien van de tweede opdracht heeft het Gerechtshof overwogen dat, in het licht van de eerdere afspraak dat bij vrijwillige medewerking aan de eis tot afgifte geen beslag hoefde te worden gelegd, [     ] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die haar standpunt dat de gerechtsdeurwaarder niet enkel diende te betekenen maar tevens alsnog beslag diende te leggen, kunnen onderbouwen.

5.3 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat het op de weg van klagers had gelegen om in de onderhavige procedure te onderbouwen dat dit oordeel van het Gerechtshof niet juist is, met name met betrekking tot het oordeel dat vrijwillig is meegewerkt aan de afgifte van de voertuigen. Klagers hebben echter terzake niet meer gesteld dan dat de contactpersoon een juridische leek is en dat deze tegen de gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat beslaglegging niet langer nodig was, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De voorzitter heeft de manier van handelen van de gerechtsdeurwaarder niet laakbaar geacht. Aan de hand van de door klagers in verzet aangevoerde gronden dient de Kamer te onderzoeken of de beslissing van de voorzitter stand kan houden.

6.2 Dat de gang van zaken bij de actie waarvoor klagers de gerechtsdeurwaarder hadden ingeschakeld niet naar tevredenheid is verlopen, is zonneklaar. Wat dat betreft is ter zitting een beeld ontstaan dat het van beide kanten aan communicatie heeft geschort. Voor zover dat mede aan de gerechtsdeurwaarder moet worden toegerekend, is in ieder geval niet gebleken dat juist hem zodanig ernstige verwijten te maken zijn dat sprake geweest is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

6.4 De in verzet aangevoerde gronden werpen leiden dan ook niet tot een ander oordeel van de Kamer dan in de beslissing van de voorzitter is gegeven. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter en mr. A.W.J. Ros en J.C.M. van der Weijden leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de

Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.