ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0553 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW600.2010

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2011:YB0553
Datum uitspraak: 08-03-2011
Datum publicatie: 13-05-2011
Zaaknummer(s): GDW600.2010
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Zaak van de rol gehaald zonder instemming van klager en zonder klager te informeren dat de gerechtsdeurwaarder niet namens hem wenste op te treden. Dat de gerechtsdeurwaarder zich (mede) heeft laten leiden door animositeit tussen hem en klager in de familie- en de werksfeer maakt het alleen maar erger. Klacht gegrond verklaard en een berisping opgelegd. Hoger beroep ingesteld.          

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 maart 2011 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 600.2010 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 23 augustus 2010, ingekomen op 25 augustus 2010, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij e-mail van 7 december 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 24 januari 2011 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter zitting van 25 januari 2011 waar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 8 maart 2011.

1. De feiten

a)      Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft van klager het verzoek gekregen om een dagvaarding te betekenen. Bij exploot van 27 april 2010 heeft een aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verbonden kandidaat-gerechtsdeurwaarder de dagvaarding uitgebracht.

b)      Bij brieven van 29 april 2010 en 25 mei 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder klager zijn declaratie gezonden. Klager heeft de declaratie op 1 juni 2010 voldaan.

c)      Bij brief van 14 mei 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder de kantonrechter te [     ] een brief geschreven met onder meer de navolgende inhoud Bovengenoemde zaak kan wat mij betreft met onmiddellijke ingang van de rol worden gehaald. Het betreft echter een unicum, dus de uiteindelijke beslissing laat ik aan U.E.A. over Ik heb als gerechtsdeurwaarder nimmer toestemming verleent aan mijn candidaat-gerechtsdeurwaarder [     ], danwel heb ik geen ambtelijke opdracht tot dagvaarding van de vermelde gedaagden aanvaard van de eisende partij [     ] te [     ]. Tevens heb ik nimmer ingestemd met woonplaatskeuze te mijner kantore of vermelding van mijn persoon als gemachtigde van eiser. De heer [     ] is een ex-werknemer van mij wiens arbeidsovereenkomst ten overstaan van Uw Kantongerecht met wederzijds goedvinden is ontbonden. De candidaat-gerechtsdeurwaarder is thans ook niet meer bij mij werkzaam. Zowel [     ] als [     ] hebben buiten mij om en zonder mijn toestemming de betreffende dagvaarding opgesteld en aan de gedaagde partij betekend. Naar mij toe hebben beiden door zo te doen onrechtmatig gehandeld. In hoeverre dit gevolgen voor deze procedure heeft, weet ik niet en regardeert mij ook niet. Ik verzoek u echter wel om het door U in mijn rekening-courant in rekening gebrachte griffiegeld te crediteren en zonodig [     ] zelf een rekening te sturen voor het eventueel in deze zaak door eiser verschuldigde griffierecht. Gaarne ontvang ik een bevestiging van de creditering van het griffierecht door u. Afschrift dezes zend ik tevens aan de advocaat-gemachtigde van gedaagde partij, [     ]. Op voorhand ben ik U erkentelijk voor de door U hieraan te besteden aandacht.

d)     Bij brief van 22 mei 2010 heeft klager de kantonrechter medegedeeld dat de woonplaatskeuze zoals vermeld in de dagvaarding als vervallen kon worden beschouwd en de correspondentie in de procedure voortaan naar hem verstuurd kon worden.

e)      Bij brief van 16 juni 2010 heeft de griffier van de rechtbank [     ], sector Kanton, klager medegedeeld dat de door hem aangebrachte zaak op de rol was doorgehaald.

f)       Klager is getrouwd met de zuster van de gerechtsdeurwaarder en is als kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam geweest op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder.

2. De klacht

Klager heeft voor zijn klacht verwezen naar zijn brief van 9 augustus 2010 waarin hij de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk stelt. Samengevat leest de Kamer die brief zo dat klager de gerechtsdeurwaarder verwijt hem niet te hebben geïnformeerd over de correspondentie van de wederpartij, klager niet te hebben geinformeerd over het feit dat hij het niet eens was met de woonplaatskeuze en zijn aanwijzing als gemachtigde en klager geen kopie heeft verstrekt van zijn brief van 14 mei 2010 waarmee de gerechtsdeurwaarder de zaak van de rol heeft laten halen. Klager heeft daardoor niet de mogelijkheid gekregen een en andere tijdig te wijzigen en de procedure voort te zetten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Gronden van de beslissing

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt.

Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. De gerechtsdeurwaarder heeft voor zijn standpunt verwezen naar de inhoud van zijn hiervoor onder 1.c aangehaalde brief van 14 mei 2010. De gerechtsdeurwaarder stelt dat de rechtbank het kennelijk met zijn in de brief ingenomen standpunt eens is en heeft geconcludeerd dat er sprake was van misbruik van recht door klager. Hierop heeft de rechtbank de onrechtmatige dagvaarding van klager ambtshalve van de rol gehaald. Ten aanzien van de aan klager in rekening gebrachte kosten voor het griffierecht en de kosten van de dagvaarding heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder op het moment van uitbrengen van de dagvaarding nog bij hem in loondienst was. Indien klager de kandidaat-gerechtsdeurwaarder -zij het onrechtmatig-  inschakelt, kost dit de gerechtsdeurwaarer geld welke kosten klager dient te vergoeden. Klager heeft er zelf voor gekozen om achter zijn rug om te handelen zodat de gevolgen daarvan voor rekening en risico van klager komen. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.4 Het verweer van de gerechtsdeurwaarder faalt. Het handelen van een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder valt onder verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder namens wie hij optreedt. Klager mocht er dus op vertrouwen dat de door hem aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder gegeven opdracht namens de gerechtsdeurwaarder werd aanvaard en uitgevoerd. Indien er toestemming door de gerechtsdeurwaarder zou moeten worden verleend voor het opstellen van een dagvaarding (wat overigens door klager zelf is gedaan) en de betekening daarvan, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen zijn organisatie zodanig in te richten dat elke opdracht persoonlijk door hem moet worden goedgekeurd alsvorens deze te aanvaarden.

4.5 Naar het oordeel van de Kamer brengt een behoorlijke uitvoering van de verbintenis die de gerechtsdeurwaarder als gemachtigde met klager met zich mee dat een zaak niet zonder instructies van de opdrachtgever en zonder hem daarvan in kennis te stellen van de rol mag worden gehaald. Toen de gerechtsdeurwaarer kennis kreeg van de in zijn ogen onrechtmatige gedragingen van klager, had het op zijn weg gelegen klager mede te delen dat hij niet namens hem wenste op te treden en dat hij voornemens was de kantonrechter een brief te schrijven. Klager zou dan in de gelegenheid zijn geweest een andere rolgemachtigde te stellen of de procedure zelf te vervolgen. Dit op zich is al tuchtrechtelijk laakbaar. Dat de gerechtsdeurwaarder zich daarbij (mede) heeft laten leiden door de animositeit tussen hem en klager als gevolg van de verstoorde relatie, zowel in de familie- als in de werksfeer, maakt het alleen maar erger. De Kamer is daarom van oordeel dat de klacht terecht is voorgesteld.

5. De Kamer is ambthalve op de hoogte van het feit dat de gerechtsdeurwaarder bij beslissing van het Gerechtshof te Amsterdam van [     ] per direct uit zijn ambt is ontzet. Op grond van artikel 34, vijfde lid Gdw blijven gerechtsdeurwaarders die niet meer als zodanig werkzaam zijn echter aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren. Ook aan hen kunnen derhalve de in artikel 43, tweede lid Gdw genoemde maatregelen worden opgelegd. Gegeven de ontzetting uit het ambt is er geen plaats voor het opleggen van een verdergaande tuchtmaatregel dan een berisping. Dit neemt niet weg dat de Kamer het handelen van de gerechtsdeurwaarder dusdanig ernstig acht dat de kamer - indien de gerechtsdeurwaarder nog in functie zou zijn geweest – een zwaardere maatregel zou hebben opgelegd.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E.R.S.M. Marres en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2011 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.